Op weg naar school

Dinsdagochtend op weg naar school, onze dochter voor het eerst met de fiets.
“Goed opletten aan de hoek van de straat”, zeg ik, terwijl ik een buffertje vorm tussen haarzelf en het verkeer. “Flink rondkijken en stoppen als er auto’s komen.”
“Dat zou mijn broertje niet kunnen, hé papa, stoppen aan de hoek van de straat.” In haar gebabbel verschuift ze weer het onderwerp van haar zin.
“Nee, dat is zo, maar je broertje mag ook niet alleen buiten”, probeer ik nog. Maar er is alweer geen houden aan, en dus gaat het gesprek weer de weg op die zij uitstippelt.
“Ja maar áls die alleen zou buiten lopen, dan zou er een auto tegen hem rijden hé, en dan gaat mijn broertje dood.”
Daar is het weer, onverwacht en onaangekondigd, haar kinderlijke fascinatie voor de dood. Met de regelmaat van de klok duikt ze op, en telkens weer doet het onwennig aan.
Meestal gaat het over opa, want die is echt dood, ‘gestorven’ is het woord dat zij gebruikt. “Die ligt onder de grond, hé?” Telkens opnieuw die wat bizarre vraag om bevestiging daaromtrent.
Ze is nu al even geboeid door het fenomeen van de dood als papa dat altijd is geweest, maar we kijken door een andere bril. Papa denkt over en werkt met het impact van de dood, het trauma dat soms achterblijft. Zij schetst in heerlijk onschuldige kleuren de banaliteit, de onontkoombaarheid ervan. Trauma en impact zeggen haar nog niets – in de loop der jaren komt ze nog wel mijn kant op. Maar de korte gesprekjes zijn meestal ook een leerschool voor mij, want de banaliteit van de dood in het leven, zo besef ik nu weer meer en meer, is iets wat ik al te vaak heb weggeduwd, maar dat z’n plaats verdient. Geen dood-relativeren, maar de dingen weer bij naam noemen; de eenheid van leven en dood geen onrecht aandoen.
Zo zijn we ook in de filosofie over de dood op weg naar elkaar, onze dochter en ik, zo bedenk ik.
Maar voor haar is de dood alweer gepasseerd, want: “Kijk papa, daar rijdt Sofie.” En het klasgenootje steekt godzijdank het drukke kruispunt veilig over.

Wim 

Rood

“De rode”, zeg ik tegen de verkoopster, “maat negenendertig”.

Zo vergaat het me al enkele jaren. Telkens wanneer ik schoenen nodig heb en voor de etalage sta, kies ik resoluut voor rood. En dan denk ik aan jou, jij die zo vaak met rode schoenen door het leven liep. Omdat je vond dat rood overal bij paste. Maar het was evengoed jouw levensvuur en enthousiasme, dat zichtbaar was in jouw schoeisel.
Veel te vroeg was het leven voor jou afgelopen. En ik mag dan al christen zijn, met dat leven aan de overzijde weet ik het niet zo goed. Waar ben je nu? Hoor ik je nu traditioneel te gedenken? Ik zou kunnen stilstaan bij je urne, of voor je bidden, of verwijlen bij je foto’s, maar op de een of andere manier vind ik het goed zo: je stapt met me mee, soms smeulend, soms roodgloeiend.

Sylvie

Oma in spe

Onze vrienden verzekerden het ons allemaal met nadruk: er gaat een nieuwe wereld voor je open als je opa en oma wordt. Wij knikten altijd braaf en glimlachten op commando bij hun vertederde verhalen, maar stiekem geloofden we het toch niet helemaal. Wij zijn niet van die smeltende familiemensen, toch?

Maar nu is er bij onze dochter en schoonzoon een baby op komst. En elke ochtend als ik wakker word, zorgt hij nu alvast voor een extra zonnestraaltje in mijn leven. Wat maal ik om de economische crisis of om het koude lenteweer? Ik word oma! Maar ik ben flink. Ik laat me niet verleiden door schattige babykleertjes in de rekken of pedagogisch verantwoord speelgoed. Ik probeer me nergens mee te bemoeien als de toekomstige ouders de praktische kant van de zaken regelen. Ik doe alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat er een baby op komst is, dat die baby een plek zal krijgen in onze familie en dat dit kind niet meer weg te denken zal zijn uit ons leven.

Maar diep in mijn hart voel ik elke minuut van de dag wat een wonder het is. Ik krijg niet genoeg van zijn wuivende handje op het echofotootje. En dus ga ik voor de bijl: ik koop een knuffel. Rood met witte stippen en een belletje in zijn buik. In de vorm van een vis, dus helemaal christelijk verantwoord. Al heeft niemand dat verder in de gaten 😉

Kolet

Kindernevendienst met Pinksteren

Ik heb even in mijn haar gekrabd. Zou ik de kinderen maar vlammetjes laten uitknippen, vragen waarvoor zij in vuur en vlam staan, en hen dat vervolgens in hun vlammetje laten schrijven? Of zou ik toch dat vreemde verhaal vertellen van die zondag tweeduizend jaar geleden, ergens in een bovenzaal in Jeruzalem? Een verhaal over een ruisende wind en vurige tongen? Over Gods Geest die zomaar over mensen komt? Over een vlammend enthousiasme – dat vandaag soms ver te zoeken is?
Ik koos voor het laatste, en vertelde op de ‘Godly Play’ manier, waarbij het verhaal wordt ‘uitgebeeld’, met mooie, vaak symbolische voorwerpen.
Na afloop staarde iedereen in de kring gefascineerd naar die felrode strook stof in het midden – waarop zonet zoveel was gebeurd. Ik vroeg me af wat de kinderen het mooist hadden gevonden. Eén meisje hoefde niet lang na te denken. Ze wees naar de omtrekken van de bovenkamer, de namen van de leerlingen die apostelen waren geworden, de verwonderde menigte in Jeruzalem.
‘Dat ik alles kon zien’, zei ze.
Dat antwoord bleef me de hele dag bij.
‘Dat ik alles kon zien.’
Wat een verzuchting. Wat een hoop. En wat een uitdaging.

Katie

Oma en de wolf

‘Papa, zullen we spelen? Jij bent de oma, ik de mama en de baby is onzichtbaar.’
‘Jij gaat naar de schommel en valt in slaap. Ik kom je dan wakker maken.’
Sinds het weer eindelijk is omgeslagen en het spelen in de tuin het toelaat, heeft zich een nieuw spel opgedrongen. Uit het niets – maar het blijft zich herhalen, tussen de andere (vaste) spelletjes en activiteiten door.
Dan loop ik naar de schommel, en wiebel ik met het hoofd omlaag en de ogen dicht (iets anders wordt niet getolereerd) tot mijn dochter komt aangerend. En ‘aanbelt’, of – vaker nog – haan speelt en ‘oma’ wakker kukelekuut. Oma wordt niet meteen wakker, dat is ook in het echte leven best vaak zo, dus reageren op bel of haan kan alleen na een paar keer aandringen. Dan doe ik of ik wakker schrik, open ik de imaginaire deur en vraag ‘wie ben jij?’. Steevast is het antwoord ‘Roodkapje’. Waarna het verhaal een nieuwe wending krijgt: ‘Papa jij bent de wolf, en jij moet me opeten’, en we als halve gekken grommen, gillen en rennen kriskras over het grasplein.
Dat gespeel haalt alles door elkaar; zet de hele wereld op z’n kop: generaties, leeftijden, geslachten, onderlinge verhoudingen,… – de gekende realiteit tout court. Heerlijk hoe in het spelen alles zo snel zo relatief, maar niet onbelangrijk kan worden.
En het enige wat daar hardhandig een einde aan maakt, is de fysiek van oma/wolf die het laat afweten, of de buurjongen die roept om aandacht.
Wat overblijft voor papa zijn de lesjes in nederigheid, respect voor (intergenerationele) verscheidenheid en tolerantie. Niks gemoraliseer.

Wim

Een wereld van verschil

Ik ga Rune ophalen op school. Zijn deze-ochtend-nog-beige-broek oogt nu knalgroen, een scheur ter hoogte van zijn knie is zichtbaar. Het resultaat van een stevig partijtje voetbal op de speelwei.
‘Rune, morgen doe je maar een korte broek aan. Anders zijn tegen eind deze week al jouw broeken kapot. En broeken kosten geld.’
‘Ja maar, mama, als ik met een korte broek val, zit er een gat in mijn been. En ik ben toch veel duurder dan een broek hé!’

Er is duur.
En er is kostbaar. O zo kostbaar.

Sylvie

Het lege nest versus het volle hart

Je kinderen zijn je kinderen niet, zei Kahlil Gibran lang geleden. Toen mijn huis langzaam maar zeker leger werd omdat mijn kinderen volwassen werden, probeerde ik me die wijsheid met wisselend succes eigen te maken. Wat goed dat mijn kinderen allemaal een eigen plekje in de grote wereld gevonden hadden, maar wat miste ik ze soms in mijn eigen huis! Tot grote hilariteit van mijn kinderen heb ik zelfs korte tijd een goudvis gehouden om het gebrek aan leven in huis te compenseren.

Stilaan ontdek ik de vreugdes van het moederschap-op-afstand. Een gestolen berichtje op Facebook over het uitgaansleven van een Erasmuszoon (en er dan vooral niet op reageren, want ik wil niet ‘ge-de-friend’ worden ;-)). Een glimp van een fietsende dochter die toevallig voor hetzelfde stoplicht staat als ik. Een onverwacht mailtje van een pleegzoon in het land van de tegenvoeters. Een toevallige ontmoeting met een andere pleegzoon in de winkel. Een hongerige zoon die plots vraagt om te mogen mee-eten. Een telefoontje van een dochter die een recept en wat goede raad wil. Allemaal cadeautjes voor een moederhart. Mijn huis loopt leeg, dat is waar. Maar mijn hart blijft even vol.

Kolet

In paradisum

Ik had het nooit eerder gezien – een foto van handen op een gedachtenisprentje. Het raakte en ontroerde me. De handen van nonkel Fons – rustig gevouwen op zijn ziekbed, enkele dagen voor hij op 84-jarige leeftijd stierf. Broze handen, bijna doorzichtig, die een heel leven samenvatten: handen die hard gewerkt hebben, handen die zo goed schouderklopjes konden geven – ‘Goed gedaan, Jo!’ –, handen die zo mooi konden tekenen, handen die je hartelijk verwelkomden en je vrolijk uitzwaaiden. Die handen, nu sereen gevouwen op het witte laken, vol overgave aan de Gever van alle leven, vol vertrouwen in de Toekomst.
‘In paradisum deductant te angeli …’ Wat klonk dat mooi: ten paradijze …

Jo

Born to make happy

T-shirts voor kleine kinderen met ‘ik heb een supermama’ zijn wel eens leuk, maar dienen vooral als zelfbevestiging voor de mama’s. Een tijdje geleden ontdekte ik wel een leuke in onze kast, gekregen van familie en vrienden. Een T-shirt die wel iets zei over onze zoon, zo ‘helemaal van toepassing’. Born to be happy – stond erop. Voor een jongen die heel veel lacht, leek me dat wel heel mooi. Ik vertelde over mijn toepasselijke ontdekking aan mijn man, maar die vond dat het beter had gekund. Het was nog beter geweest als erop gestaan had ‘born to make happy’. Dat kon op mijn instemming rekenen. Ons zoontje heeft in zijn korte leventje al zoveel mensen doen lachen. Het is zalig om met hem met het openbaar vervoer te reizen: plots lacht iedereen naar hem en naar mij – maar hij was natuurlijk eerst 😉
Born to make happy: of hoe leven, ook als je nog maar 1 bent al zo vol van zin kan zijn.
Het doet me denken aan de kritische ideeën die ik eerder al had bij een te sterke focus op het geluksethos, het ‘als we maar gelukkig zijn’. Het is ‘in’, het zoeken naar geluk. Maar tegelijk ook zo individualistisch. Zijn we er niet vooral voor anderen? Of zoals we bij de doopselviering van onze dochter wilden uitdrukken: we dromen ervan te kunnen leven in functie van het Rijk Gods, vooral met het oog op het welzijn van anderen.
Terwijl ik dit schrijf, krijg ik wel een dubbel gevoel. Minstens het gevoel van gepriviligeerd te zijn, en van zelf toch wel veel ‘geluk’ te hebben in het kunnen genieten van de lach van mijn zoon. Ik denk dan aan vele vrouwen en mannen voor wie dat niet is weggelegd. Zij die leven in moeilijke sociale of economische omstandigheden, zij die geen kinderen hebben of die na de geboorte van hun kind worstelen met een vorm van postnatale depressie. Een realiteit die toch moet gezien en benoemd worden.
Ik laat er de lach van mijn zoontje en de mensen rondom hem niet minder door zijn… integendeel, want ook bij hem en bij mij gaat het dagelijks bezig zijn met vele zaken (voor hem vooral: de wereld ontdekken) gepaard met een lach en een traan. En ik blijf erbij: ‘born to make happy’ lijkt me toch dringend een nieuw T-shirt opschrift waard.

Annemie

Vruchtbaar

‘We hebben een boek nodig over tuinen, we gaan een tuin maken!’ vertelde Geert, een van de inwoners van de Arkgemeenschap enthousiast.
‘Willen jullie een boek over bloemen of een boek over een moestuin?’ vroeg ik, maar eigenlijk kon ik het antwoord al raden.
‘Een moestuin, natuurlijk!’

Natuurlijk. Wat anders zou bij deze vruchtbare gemeenschap passen?
Waar mensen zo graag eens langskomen om te helpen en bij te tanken.
Waar er zoveel zorg nodig is, en zoveel zorg gegeven wordt.
Waar leven kwetsbaar en broos is, en de bodem rijk en gul.

‘Dat boek bezorgen we je nog, Geert. Het zal over efficiënte technieken gaan en over noodzakelijke werkzaamheden. Je zult er echt wel iets aan hebben. Maar Godzijdank kunnen we vruchten niet maken. Alleen maar ontvangen.’

Katie