De geur van nieuw leven

Vanmorgen zat er een kleine spin in bad en een grote spin in de wasbak. En in ons stadstuintje ruikt het  – vooral in de vroege ochtend – naar het einde van de zomervakantie. Het groen is weer over zijn hoogtepunt heen en dat aroma is onverbrekelijk verbonden met de laatste dagen voor het nieuwe schooljaar. Ik herinner me nog levendig hoe er steevast een ernst over mijn kinderen daalde in die periode. Hoe ze soms stil voor zich uit staarden en een onafzienbaar lang schooljaar in het verschiet zagen liggen. Met vrolijk kaftpapier en nieuwe stiften probeerde ik hun en mijn weemoed te bestrijden, maar het einde van de grote vrijheid viel niet te ontkennen.

Die geur is er elk jaar opnieuw en hij roept oude herinneringen op, ook nu er geen schoolgaande kinderen meer wonen in ons huis. Maar dit jaar is er een nieuwe geur bijgekomen, die vanaf nu het parfum van dit seizoen mee zal bepalen: de geur van de nieuwe baby. Wellicht is het een mengeling van babyolie en moedermelk. Maar bovenal is het de geur van het wonder, het paradijs, de onbekende vertes waar wij vandaan komen, de diepe slaap waaruit ons bewustzijn stapje voor stapje gewekt wordt. Die geur zit voorgoed in mijn neusvleugels.

Kolet

Niet zomaar een tafel

We hebben heel wat namiddagen gespendeerd aan het schuren en vernissen van onze eettafel, een groot en stevig eiken exemplaar – type kloostertafel – dat we jaren geleden geërfd hebben van een groottante. De tafel was door het intensieve gebruik aan een grondige onderhoudsbeurt toe. Zoveel uren schuren – daar kon onze Jasper van elf niet bij. “Waarom kopen jullie geen nieuwe?”

Neen, een nieuwe tafel is voor ons geen optie, want de tafel van tante Angèle is bijzonder. Ze gaat al drie generaties mee en is altijd the place to be geweest. Aan die tafel vonden veel ontmoetingen plaats van familieleden en vrienden, buren en toevallige passanten. Aan die tafel werd samen gegeten en gedronken, gelachen en gehuild. Aan die tafel werd gebeden en gedankt, gefeest en gezongen. Aan die tafel werden tekeningen gemaakt en plannen gesmeed. Aan die tafel gebeurde zoveel moois en goeds … en gebeurt nog steeds zoveel bijzonders. Neen, die tafel blijven we maar al te graag koesteren.

Jo

En God schiep…de popmuziek!

Silke (13) en Frauke (16) hebben al jarenlang de gewoonte om op zondagavond samen met hun mama enkele bijbelverhalen te lezen. Daarna praten ze erover en sluiten ze af met een stil, persoonlijk gebedje. Afgelopen zondag waren Silke en haar mama al klaar, maar Frauke bleef – tegen haar gewoonte in – het langste bezig. Onder het gebed verscheen er opeens een lach op haar gelaat. Toen ze haar ogen opende, vroeg haar mama: ‘Was je zo lang bezig met bidden? En wat viel er te lachen?’

‘Ja hoor, ik zei tegen God: “God, Jij krijgt altijd van die saaie gebeden te horen, ik wil het eens anders en vrolijk maken.” Daarom heb ik Hem gewoon verteld over wat ik leuk vind, waar ik vurig van word. Zo kan ik toch ook laten zien dat ik dankbaar ben? En ik moest lachen omdat ik net aan iets grappigs dacht…’

‘Dat was dan vast en zeker over K-pop’, plaagde haar mama. Frauke is immers de laatste tijd weg van Koreaanse pop, jongerengroepen die ze via Engelse manga’s op internet leerde kennen.

‘Zeg, God heeft K-pop wel zelf gemaakt, hè!’ riep Frauke verontwaardigd.

Mama en Silke schoten in de lach. Silke riep uit: ‘Je wilt toch niet beweren dat God ook Main Street (Nederlandse jongensgroep waar Silke een hevige fan van is) heeft gemaakt! Die jongens hebben zelf die band gemaakt, hoor!’

Waarop Frauke: ‘God is de oorsprong van alles en Hij heeft de mensen talenten gegeven, dus ja, God heeft Main Street gemaakt…’

Met dank aan C.
Kolet

Rommel

In ons huis is het dikwijls een knoeiboel van jewelste. Met drie kleine kinderen in huis liggen vloer, stoelen en tafels bezaaid met legostukjes, knutselprulletjes, gogomannetjes en onderweg uitgetrokken sokken. Opruimen doorheen de dag is ongehoord want elk prulletje en frulletje heeft een reden om daar te liggen. Het symboliseert de deur van een kamp, het is een deel van een dino-arena of het ligt op de kast zodat de kleine zus er niet aan kan. De stofzuiger is de grote boeman want die durft al eens een verdwaalde lego-chima-tand of een vergeten knikker op te zuigen.
Geen huis uit de boekjes dus. Evenmin een afgemeten huis waarop een rustieke spreuk als ‘Ochtendgloren’ zou kunnen prijken. Als ik al iets aan de gevel zou hangen, zouden het de woorden ‘Under Construction’ zijn.
In dat huis dat steeds in beweging is, kan de mama zich al eens ergeren aan zoveel troep. En nu de kinderen enkele dagen bij de grootouders logeren, neem ik me dan ook voor om eens grondig op te ruimen. Een half uur later bekruipt me al een gevoel van leegte. Geen kinderstemmen, geen geruzie, geen omver gestoten chocomelkbekers en lego die geduldig in de doos wacht tot iemand de bak met één zwaai omkiepert. Ik word er zowaar onrustig van.
Ik vis een olifantenknuffel van onder de zetel en kijk naar de begrijpende ogen van het beest. “Zullen we samen een beetje rommelen?”

Sylvie

Gedachtespinsels in de luchthaven

Telkens wanneer ik in een luchthaven kom, vraag ik me af wie al die mensen zijn, vanwaar ze komen, waar ze naartoe gaan, of ze kinderen hebben, of er thuis iemand op hen wacht of hen mist, hoe ze hun brood verdienen, welke hobby’s ze hebben, wat hen zorgen baart, of ze gelukkig zijn, … Het komt gewoon in me op, telkens weer. Het is sterker dan mezelf. Net zoals de gedachte dat al die mensen uniek zijn en door God gekend en bemind zijn. Dat God iedereen persoonlijk kent – “van Afrika tot in Amerika, van op de Himalaya tot in de woestijn” – dat gaat mijn verstand ver te boven. Ik geloof dat het waar is, maar kan het niet vatten. Dan voel ik mij zoals de psalmist die bidt: “O God, uw gedachten zijn voor mij te groots, de som ervan is voor mij te machtig, ontelbaar meer dan er zandkorrels zijn. Ik kom er niet uit en blijf met U bezig.” (Psalm 139)

Jo

Achterbank

‘Mijn lieve heidenen’, zo noem ik mijn kinderen wel eens. Liefdevol, maar ook met een vleugje tristesse omdat ze, als het op geloven aankomt, zo zeer kinderen van hun tijd zijn.

Intussen vond eentje, net achttien, het de hoogste tijd om ons gezin in een nieuwe fase te storten: hij troonde een liefje mee naar huis. Met plezier – meestal toch – offer ik me op om als chauffeur de torteltjes tussen beider ouderlijke huizen te verplaatsen. Dat vergt wat tact: die stoere knaap die tot voor kort met zijn zussen steevast een robbertje vocht voor de plek op de passagierszetel, gaat nu gedwee achterin zitten. Het kriebelt om hem daar fijntjes op te wijzen, maar ik houd mijn mond. Tact is ook geboden om als chauffeur de afwezige aanwezige te zijn: de achteruitkijkspiegel dient alleen voor noodgevallenen. En de gesprekken achterin, daar neem ik wijselijk niet aan deel. Overigens, de fluistertoon waarop ze worden gevoerd, wijst erop dat de uitwisseling niet voor mijn oren is bestemd.

Gisteren was het me niettemin te sterk. Nadat mijn zoon me met ernstige stem had gevraagd “of je mij morgen voor je naar de mis gaat, naar Lotte kunt brengen”, spitste ik de oren om het vervolg van het gesprek op de achterbank niet te missen. De vragende meisjesstem klonk me te ijl, maar mijn zoon hoorde ik brommen: “Erna kan ook, want weet je, ik vind dat niet erg hoor, eens meegaan naar de mis.”

Mijn lieve heidenen. Allicht is die tristesse volkomen misplaatst.

Peter

Zeuren

Mijn beide ouders zijn diep in de tachtig. Ze zijn gezond (op een paar kwaaltjes na), helder van geest en volledig onafhankelijk. Ze wonen samen in het huis dat ze zestig jaar geleden lieten bouwen en ze rijden nog met de auto. En ze zeuren zich te pletter.

Als het mooi weer is, is het te warm om buiten te komen. Als het regent, sijpelt er water in de kelder. Als het niet regent, is dat niet goed voor de moestuin. Als iemand op vakantie gaat, hebben zij dat land al eerder en gedetailleerder op tv gezien. Als je met de bus of de trein reist, moet je je handtas met de opening naar je toe draaien, want het krioelt overal van de dieven. Als je een nieuwe jurk draagt, is die meestal te kort of te diep uitgesneden of te krap voor je figuur. Als je een feestje geeft voor een verjaardag, is dat weggegooid geld. Als je geen feestje geeft, ben je ondankbaar of gierig.

De opwarming van de aarde is een mythe die is uitgevonden om mensen het leven zuur te maken. Van exotische groentes zoals paprika krijg je maagpijn. Warm eten moet je op de middag doen, anders is dat onnatuurlijk. Moeders die gaan werken en hun kinderen daarvoor ‘wegzetten’, hoeven niet verwonderd te zijn als dat vroeg of laat tot problemen leidt. Moeders met een diploma die niet full time gaan werken, verkwanselen de kansen die ze gekregen hebben. Poetshulp inschakelen is een teken dat je lui bent. Er is maar één manier om het huishouden te doen (afstoffen, stofzuigen, ramen wassen, eten koken, zelfs de keukenkasten inrichten) en dat is die van hen.

Wie ziek wordt, heeft zich niet goed verzorgd. Wie niet meer goed te been is, heeft niet genoeg moeite gedaan om mobiel te blijven. Wie niet meer scherpzinnig is, moet beter zijn best doen. En als zij zelf iets vergeten of niet opmerken, is het nooit gebeurd of nooit gezegd.

Na een bezoek aan mijn ouders heb ik een paar uur nodig om de negatieve energie te laten wegebben. Ik klaag erover hoe erg het was tegen mijn kinderen. Ik vraag me luidop af of ik ook ooit zo zal worden. ‘Waarschuw me als ik zo begin te doen!’zeg ik tegen hen. ‘Begin?’grijnst één van hen. De anderen gniffelen. De rotzakjes.

Kolet

Op kamp

Waar is de tijd, dacht ik dan bij mezelf, dat ikzelf nog als kampleider de voorbereidingen moest treffen voor het KSA-kamp in binnen- of buitenland.

Op de eerste dag van de grote vakantie trok onze kleinzoon Bran, bijna 9 jaar, met veel moed richting Wechelderzande. De kampthema’s en de dagelijkse belevenissen zijn met foto’s en zelfs video op een blogpagina te volgen. In onze tijd werd er mogelijk op zondag een bezoekdag georganiseerd, maar dat was dan meer bedoeld om de kas wat te spijzigen. Want met de kleinsten hadden de leiders die avond telkens heel wat last. Nu zijn de ouders en grootouders haast virtueel en interactief op het kamp aanwezig. Dit jaar was het al Kuifje wat de klok sloeg. En uiteindelijk hebben de goeden het toch van de slechten gehaald.

De reactie van zijn zus Marie, net 10 geworden, die 10 dagen later met de VKSJ naar Opoeteren vertrok, was navenant: ‘Joepie, eindelijk een paar weken verlost van mijn broer!’ Ook zij maakte een schitterend en zonnig kamp mee. Het was zelfs te warm (en te gevaarlijk) om een groot kampvuur te houden. Hun thema was ‘The Flintstones’. En net op de plaats, waar ikzelf nog kampleider was in 1969, natuurlijk met als thema toen ‘de maanlanding van Apollo 11’. Nog altijd wordt in de jeugdbeweging de fantasie van kinderen geprikkeld en uitgedaagd via strips, sprookjes of zelfs een stukje actualiteit.

Kleine broer Naud, nog maar 5, heeft nog helemaal geen zin in het kampgebeuren. Hij is de reporter die het gebeuren van op een veilige afstand gadeslaat. Maar toch was iedereen in de familie blij dat ze allemaal weer thuis waren. En dat werd met een barbecue in de tuin gevierd. Even weggaan moet kunnen om daarna weer hartelijk thuis te komen.

Jos

India zindert na

India. Een tempel. Veel volk. Blote voeten op een veel te hete vloer.
Een kind op de tegels. Een kleine baby nog. Vliegen op het lijf.
Het heiligdom. Vele gehaaste passen. Geen blik op de baby. Niemand die stopt. Niemand die kijkt.
Bij wie hoort dat kind met het oranje broekje?
De vloer is te warm om op te staan. Hoe kan deze baby er dan op liggen?
Is er een mama of een papa?
En die vliegen? Zou het kind dood zijn?
Ik trippel wat, loop verder. Net zoals iedereen.

Nu: vier jaar later. Exact.
Ondertussen heb ik hier in België tijdens mijn ziekenhuisstage een aantal stervende kinderen gezien. Baby’s en kinderen die met de beste zorgen omringd worden. Liefdevol vastgehouden. Gedragen en gekoesterd. Mama’s, papa’s, oma’s, opa’s, broers en zussen. Ritueeltjes, foto’s, een nooddoop af en toe. Zorg. Veel zorg en heel veel liefde.

Maar jij, baby uit het verre India, bent nog steeds in mijn gedachten. Je blijft.
Ben je ondertussen een guitige kleuter? Ben je dood? Was je vier jaar geleden al overleden toen ik je daar zag?
Naarmate de tijd vordert, lopen werkelijkheid en verbeelding steeds meer in elkaar over. Kleuren vermengen zich. Het palet wordt smoezelig grijs. Had die baby een oranje broekje of was het een oranje truitje? Waren er veel of weinig vliegen? Waren er wel vliegen? Was er echt niemand bij het kind? Misschien is het in India normaal om een kind in een tempel te leggen. Misschien begrijp ik het niet. Misschien…

Waarom liep iedereen verder?
Waarom liep ik verder?

Kwam er een Barmhartige Samaritaan?

Dagmar

Een machtig meisje van vijf

‘Maar weet je wat nog het ergst is?’
Ik schud mijn hoofd. Mijn vriendin kijkt naar haar jongste meisje, dat in de weer is met wat zand en water. Femke heeft het syndroom van Down. Haar mama heeft me net verteld wat er allemaal komt kijken bij leven met deze beperking. Veel meer dan ik wist. Ik had er geen idee van dat deze mentale beperking ook ernstige darm- of huidproblemen met zich meebracht. Of dat het in het begin angstig afwachten was of er ook een hartafwijking zou gevonden worden. Ik kon me nauwelijks voorstellen hoe dit alles een stempel drukte op het gezinsleven.
‘Dat mensen me vragen of ik misschien geen test heb laten doen’, gaat mijn vriendin verder.
Haar ogen fonkelen van verontwaardiging.
‘Dát maakt me kwaad!’ zegt ze. ‘Alsof ze mij de schuld willen geven!’
‘Wat antwoord je dan?’ vraag ik.
Ze haalt diep adem en er komt een strijdlustige blik in haar ogen.
‘Dat die test geen enkel verschil zou gemaakt hebben. Femke was welkom, met of zonder beperking.’
Femke geeft een gilletje van pret wanneer een handvol zand het water hoog laat opspatten. We moeten allebei lachen, en vergeten prompt dat sommige mensen denken dat zij er beter niet was geweest. Zij doet het ons vergeten. Zoveel macht heeft ze, dat meisje van vijf.

Katie