Storm

„Mama, de weerman zegt dat het gaat stormen”, merkt onze zoon van vijf op, terwijl hij in het bad zit en op de radio het weerbericht voor die dag klinkt. Inderdaad, een felle storm komt eraan. Extra voorzichtigheid is aangewezen. Ik slaak een zucht en er spoken allerlei vragen door mijn hoofd. Die worden al vlug onderbroken door een kinderstemmetje. „Mama, storm, wat is dat? Waaien wij dan weg? En hoe moeten wij straks naar school?” Ik laat mijn eigen ongerustheid niet blijken. „We zullen te voet gaan”, stel ik hem en zijn jongere zus gerust. „En jullie mogen allebei mijn hand vasthouden.”

Even later zijn we op weg, hand in hand, de jassen goed dichtgeknoopt en de hoofden bedekt. Terwijl ik het liefst zo vlug mogelijk ter plaatse zou zijn, genieten de kinderen met volle teugen van deze nieuwe ervaring.

„Kijk mama, die boom is al zijn bladeren al kwijt. Is het nu winter?”, „Oei, mama, jouw haar is in de war. Wat is die wind toch sterk!” Verwondering en gelach alom. Wat hebben ze een plezier. Ik besluit er een spelletje van te maken. „We zullen eens zien wie de sterkste is.” Ik daag ze uit om hun regenkap met één hand vast te houden en zo de wind geen kans te geven. Dat vinden ze leuk en het lukt hen nog aardig ook.

Voor we het weten, zijn we bij de school. Dat ik me die ochtend boos moest maken op de jongste, omdat ze haar boterham niet wou opeten en die ruzie in het bad om een stuk speelgoed, ben ik inmiddels vergeten. Eén ding is zeker: uitleggen wat storm is, zal ik niet meer hoeven te doen. Ze mochten het zelf ondervinden. En ook ik ben een ervaring rijker: storm kan best ook leuk zijn.

Liselotte

 

Herfstochtenden op een te kleine fiets

Ik herinner mij haar op haar splinternieuwe Plop-fiets, fier als een gieter, eerst met zijwieltjes, daarna zonder. Dat moet gisteren zijn geweest – zo ongeveer. En als ik haar nu zie rijden, elke morgen naar school, dan zie ik een kind dat gewrongen zit, vecht met de pedaaltjes en het stuur en het frame, omdat alles veel te snel veel te klein is geworden.

Ze zegt (zucht) dat het de wind is die haar tegenwerkt, maar ik weet wel beter. Zelfs een fiets verliest aan efficiëntie als hij niet langer ‘als gegoten’ zit. Het doet ook mij een beetje pijn dat aangezicht van een zwoegend kind op de fiets, de knietjes een beetje naar buiten, de rug gebogen, het zoeken naar een houding die toch een beetje snelheid toestaat, of op z’n allerminst het omvallen verhindert. Het is het beeld van een kind dat gered dient te worden. Dringend. En daarvoor hebben we een oplossing bedacht – eentje op relatief korte termijn: de Sint mag het oplossen.

Dat wordt een heel gesleep voor Zwarte Piet, daar zijn we ons van bewust, maar er is geen ontkomen aan, het moet. Op 6 december verwachten wij niets anders dan een aangepaste fiets. Een nieuwe met roos en wit en ruimte voor toebehoren waarvoor dan weer andere mensen kunnen zorgen met Kerst, Nieuwjaar of op de aanstormende vijfde verjaardag. Het zal zowel haar als mij veel ochtendlijk leed besparen. Haar rug en knieën, mijn ogen en vaderlijk hart.

En toch, ik weet het, ook dat gaat pijn doen, maar op een andere manier, want het wordt opnieuw een stap in het lange verhaal van haar ‘loslaten’. Letterlijk en figuurlijk, want ik vrees dat er geen houden meer gaat aan zijn. Maar liever dat nog dan het medelevende achterom en opzij kijken van mij, de hele tijd, en het terechte gemor en noodzakelijke geduw van haar..

Omdat u dat begrepen hebt, nu al hartelijk dank, lieve Sint. En sorry Zwarte Piet, volgend jaar beter. Beloofd.

 

Wim

Lieve Sint

Lieve Sint,

Ik ben Rune en ik vraag lego Chima. Voor mijzelf de chi tempel en het krokoodilemoeras. Want vorig jaar bracht u ook 2 kadootjes. Voor mijn broer Imre het komandooschip en de waagen van Laval. Ik ga die dan met Imre ruilen voor de 2 waagens die ik in het ziekehuis gekregen heb, want die vint ik minder leuk. En als ik de chi tempel en het krokoodilemoeras krijg, heb ik somige mannetjes dubbel die ik dan kan ruilen voor Imres mannetjes.
Dank u,
Rune

Slik, doet de Sintmama. Moest ik in de financiële sector werken, zou ik het misschien nog mooi ‘berekend’ kunnen noemen, maar als godsdienstwetenschapper die haar kinderen principes van ‘delen’ wil bijbrengen, denk ik: “Hier komt niets van!“

Dus schrijft de sint terug:

Lieve Rune,

Dank voor jouw brief. Voor lego Chima gelden er bij de Sint enkele afspraakjes.
De Sint geeft nooit 2 dure cadeaus aan één kindje. Dan zou de Sint niet genoeg speelgoed hebben voor de anderen.
Bij lego Chima mogen er geen grote dingen geruild worden. Alleen mannetjes, als elk kindje ermee akkoord gaat.
Van jouw broer Imre verwacht ik een brief waarin staat wij hij zélf graag wil.
Tot binnenkort,
De Sint

De Sint is een kindervriend. Maar geen sjaggeraar. Soms moet hij streng zijn, doch altijd rechtvaardig:-)

Sylvie

Ziek

Het gebeurt al eens dat onze gewone dagorde doorbroken wordt. ’s Morgens mogen we al wat later opstaan, zeker in de donkere wintermaanden. Maar het kan ook anders zijn. Heel vroeg in de morgen komt er dan een sms’je. Een van de kleinkinderen is ziek en kan dus niet naar school.

Vandaag was Bran van negen aan de beurt. Zo erg was het nu ook weer niet: een ongestelde maag, dus wat uitvasten, maar toch niet zo gezellig om daar een hele dag in het vierde leerjaar mee te zitten. Je hebt natuurlijk gezellige zieken en ook wel vervelende. Bran hoort beslist tot de eerste categorie. Hoe ouder de kinderen worden, hoe beter het gewoonlijk meevalt. En ze houden soms wel van een dagje bij moeke en vake. Hoewel we daar geen misbruik van willen maken.

Uit mijn eigen kindertijd weet ik nog vaag dat ik meestal ziek was in het weekend of tijdens de vakantie. Veel lestijd heb ik daardoor niet verspeeld. Als een van de kleinkinderen een dagje bij ons terechtkomt, zorgt Ria voor een alternatief educatief programma. De groteren kunnen dan maar best hun boekentas meebrengen en het huiswerk nog eens nakijken.

Vandaag was wel een speciale dag: de werelddag tegen armoede. We hadden ingeschreven voor de sobere maaltijd. ’s Morgens had Ria met Bran het geknoopte witte laken uit het raam gehangen. En tegen de middag was hij toch al voldoende hersteld om met ons mee te gaan. Geen soep voor hem deze keer, maar wel enkele boterhammen met smeerkaas of confituur.

Hij moest zich de ogen uitkijken. Zoveel mensen bijeen in de grote zaal, die prachtig aangekleed was. Het centrale thema van deze dag was cultuur voor mensen met minder middelen. De welzijnsschakels werden letterlijk ‘omarmd’. De deelnemers hadden zelfs culturele workshops gehouden en daaruit was een knappe publicatie met poëzie tevoorschijn gekomen.

Die kreeg Bran nu mee naar huis. En daar zal hij morgen op school heel wat over kunnen vertellen. Alle invloeden die uit de buitenwereld op hem afkomen, pakt hij op zijn eigen merkwaardige manier op. Soms met het eigenzinnig commentaar van een toekomstig journalist!

Jos

 

M’n jongens

Vanavond ging ik met ‘m’n jongens’ op pad. Vrienden met wie ik tot ongeveer anderhalf jaar geleden op kot zat. Met drie mannen in de auto, dus. Op weg naar nóg een andere jongen – eveneens een ex-kotgenoot – die voor lange tijd in het ziekenhuis aan het revalideren is. Er werd gebabbeld. Over koetjes, kalfjes, thesissen, nieuw werk, al iets minder nieuw werk, broers en zussen, liefjes, films, de voetbal, enz.. Er valt immers veel bij te praten wanneer je elkaar plots niet meer iedere dag ziet. Onze levens bevinden zich op een kantelpunt: tussen studies en werk, tussen gemeenschapshuizen en een ‘eigen stek’, tussen ieder weekend naar huis en een bezoekje af en toe. Ja… Het leven durft te veranderen op anderhalf jaar tijd. Ik vraag me af hoe het er nog eens anderhalf jaar later uit zal zien.

‘Jongens, ik vind het zo gezellig!’ riep ik in de loop van de avond verschillende keren met veel enthousiasme uit. Ik meende het uit de grond van m’n hart. Tijdens deze uren bij mijn vier lieve vrienden, kwam er een warm thuisgevoel boven drijven. Het was zo vertrouwd. Alsof zij nog steeds iedere dag in mijn leven aanwezig zijn. Alsof ik dagelijks met deze jongens op de achterbank de stad doorkruis.

“Gezellig he, zo samen in de auto”, verzuchtte ik op de terugweg. “Lekker huiselijk.”
Daar moesten ze om lachen, die mannen van mij. Alsof het zo afgesproken was, begonnen ze spontaan te jengelen: “Mamaaaaaa! Hij trekt aan m’n haar!” “Is het nog ver?” “Hij doet me pijn!” “Ik vind het niet meer leuheueuk!”

“Jongens, als jullie nu niet stoppen, zet ik me langs de kant, hoor!” grapte ik terug.
Het was op slag gedaan. Stilte op de achterbank.
Flink zo.
Ik hoop dat mijn kinderen later net zo gehoorzaam zullen zijn! 😉

Dagmar

 

Alles

° Mama, is er iemand die alles weet?
– Nee jongen, er is niemand die echt àlles weet.
° Niemand?
– Dat denk ik.
° En God dan?

(Ik herinner me theorieën over de alwetendheid van God, maar ik kan me geen God voorstellen die zich bezighoudt met ingewikkelde fysicaformules of doorboringen van een kegel, dus ik besluit om die toer niet op te gaan)

– Ik denk dat God alles weet over vriend zijn, over mensen helpen en steunen als zij het moeilijk hebben.
° Oké.

(Denkt even na.)

° Weet jij waar ik goed in ben?

(Zijn vraag is een onverwachte wending, maar zo gaat dat bij kinderen, en zijn ondeugend glimmende ogen voorspellen ook al niet veel goeds…)

° Mama’s kietelen!

Sylvie

Soep

Ik heb de gewoonte overgenomen van mijn schoonmoeder. Die gebruikte het als een onverwoestbaar bezweringsritueel. Goed tegen liefdesverdriet, sollicitatieleed, lichamelijke kwaaltjes allerhande, studietegenslagen, lekke fietsbanden, verraad in de vriendschap en noem maar op. ‘Hier, een kop soep’, zei ze dan. Je kreeg een kop loeihete soep in je handen geduwd waar je het eerstkomende kwartier al je aandacht bij nodig had. De warme soep verwarmde je tot in je botten, stilde je verlangens en troostte je diepste verdriet. Je verbrandde je tong en je slokdarm, maar je rechtte je rug en je kon er weer tegen.

Nu heb ik altijd verse soep in huis. Volwassen kinderen zwerven de wereld rond en vallen op onaangekondigde tijdstippen mijn keuken binnen. ‘Heb je honger?’ vraag ik als een rasechte moeder. Ze schudden het hoofd. Maar dan bedenken ze zich. ‘Is er soep?’ vragen ze. Natuurlijk is er soep. Want bij de soep komen de verhalen, de afwegingen, de aarzelingen en de plannen. Bij het soep eten kun je je schouders ophalen en hoef je je zinnen niet af te maken. Soepmomenten zijn kostbaar. Soep is zeldzaam concrete, vloeibare moederliefde.

Onlangs kwam de jongste thuis met een jetlag van hier tot San Francisco. Hij zat een beetje wazig voor zich uit te staren aan de keukentafel. Ja, een kop soep wilde hij wel. Pas toen kwam hij echt weer thuis. Moeders zijn er in soorten. Ik ben er een met de pollepel.

Kolet