Prediker in het huishouden

Voor alles wat er gebeurt, is er een goede tijd.

Er is een tijd om in je warme, donzige bed te kruipen en er is een tijd om eruit te stappen en je schouders onder de frisse, nieuwe dag te zetten.

Er is een tijd om tafels te dekken en een tijd om ze weer af te ruimen.

Er is een tijd om boterhammen te smeren en koppen te vullen, en een tijd om af te wassen en alles weg te bergen, telkens weer.

Er is een tijd om aan tafel voedsel en woorden met elkaar te delen, en een tijd om in je eentje te eten en alleen de radio als gezel te hebben.

Er is een tijd om was te verzamelen en machines te vullen en te plooien en te strijken, en een tijd om je schone kleren weer aan te trekken.

Er is een tijd om geld uit de muur te halen en een tijd om geld uit te geven bij de bakker, de kapper en op de markt.

Er is een tijd om ramen te wassen en vloeren te dweilen en een tijd om je ogen te sluiten voor stof en vuil.

Er is een tijd om te zeggen wat nodig is en een tijd om te luisteren, ook als je niets hoort.

Er is een tijd om voort te hollen om alles tijdig rond te krijgen en een tijd om stil te vallen en de boel de boel te laten.

Er is een tijd om je te ergeren aan wat fout loopt en een tijd om je ergernis opzij te schuiven.

Er is een tijd om ruzie te maken en te roepen en een tijd om het weer bij te leggen met een kus.

Er is een tijd om jezelf bloedernstig te nemen en een tijd om met jezelf te lachen.

Er is een tijd om te bouwen aan grote idealen en een tijd om te genieten van de kleine, onvervangbare dingen.

Er is een tijd om te lachen tot je buikpijn krijgt en een tijd om je tranen de vrije loop te laten, en om te beseffen dat die twee dingen niet eens zo ver van elkaar liggen.

Kolet                                                                

Te groot voor woorden

Vertederd en ontroerd ben ik telkens wanneer ik naar Birth Day kijk, de tv-reeks van Lieve Blancquaert over de beleving van zwangerschap en geboorte in verschillende landen, culturen en continenten.

Het verlangend uitkijken naar de geboorte, de eerste schreeuw van het baby’tje, de tedere omhelzing door de moeder, de trots van de vader om zijn kind, de intense gevoelens, de soms grenzeloze dromen, de steun van de familie, de eigen culturele gewoontes en traditionele rituelen, … – het doet me wat. Net zoals de angst voor wat komen gaat, de onzekerheid over de toekomst, het moeten missen van elementaire voorzieningen en van steunende relaties, het verder ploeteren, het hopen en blijven hopen ondanks alles. De grote verschillen tussen rijke en arme landen, tussen luxueuze en erbarmelijke levensomstandigheden, tussen kansrijke en kansarme gezinnen, tussen ‘leven in overvloed’ en ‘overleven’, … – het laat me niet onberoerd. Het houdt me nu al dagenlang, wekenlang bezig.

Wat me doorheen dat alles zo ontroert, is die wereldwijde rode draad: een kindje, uniek en beloftevol, breekt binnen bij mensen en verandert alles, bijna alles. Het roept het allermooiste in mensen wakker. Het geeft zin aan hun leven. Het doet hopen, doorheen en ondanks alles. Wat een ongelooflijke kracht hebben die kleine, weerloze baby’tjes overal ter wereld. Wonderlijk.

Toen ik deze week de kerstboom aan het versieren was en aan het twijfelen was of ik nu de Peruaanse of de Rwandese kerstfiguren in de kerststal zou plaatsen, dwaalden mijn gedachten weer af naar die pasgeboren kindjes en hun families in Rio de Janeiro en Shanghai, in Tiberias en Atlanta, in Koeweit en Nairobi. Opeens overviel me de overweldigende gedachte dat het kindje in de kribbe voor iedereen geboren was, voor arm en rijk, voor blank en zwart, voor groot en klein. God-met-ons, heel nabij in een weerloos kind. Te groot voor woorden…

Jo

Kerstversiering

‘Kijk eens’, roept ze.
‘Naar wàt?’ vraag ik ongeduldig.
We staan aan de zijdeur, mijn dochter en ik. De sleutelbos tussen mijn tanden, en mijn armen vol boodschappen: uien, wortels, yoghurt, brood. En ik heb me net in de auto gerealiseerd dat ik het toiletpapier ben vergeten.
‘Naar onze kerstboom’, wijst ze.
Nog zoiets. Deze keer waren we wèl tijdig bij de verkoper geraakt (vorig jaar was er enkel een opdondertje dat niemand anders had zien staan) – maar het was er nog niet van gekomen om deze kerstboom naar binnen te slepen, laat staan hem te versieren.

En daar staat hij nu dus al een week, vlak naast de deur – als een stil verwijt. Alhoewel. Soms lijkt het alsof ik hem hoor spreken. Iedere keer dat ik binnen of buiten ga, klampt hij me aan. Wanneer haal je me nu eindelijk eens binnen? Heb je al nieuwe lichtjes gekocht? En hoe zit het met de kerstkaartjes? Heb je wel voor iedereen een pakje? En al eens iets anders bedacht dan kalkoen op kerstavond? Hoe staat het trouwens met die echte, authentieke kerstsfeer daar binnen?
‘Ja, ik weet het’, zucht ik, ‘morgen gaan we hem versieren.’
‘Nee, dat bedoel ik niet’, zegt ze. ‘Kijk dan toch! Hij heeft al een versiering: de maan!’

Ik zet de boodschappentas neer, laat de sleutels in mijn zak glijden en zak door mijn knieën, tot op haar ooghoogte. Ze heeft gelijk. Van hieruit bekeken, staat de maan keurig bovenop de top van de boom. Nooit had een kerstboom een fraaiere ster. En ik moest er helemaal niets voor doen. Hoor ik daar Iemand lachen?

Ik geef mijn dochter een knuffel.
‘Je hebt gelijk’, zeg ik.
Misschien moet ik dat wat vaker doen. Door mijn knieën gaan. Klein genoeg worden om te zien.

Katie

Sirene

Enkele weken geleden, op 22 november, werd het feest gevierd van de heilige Cecilia. Wat er in haar leven allemaal gebeurd is, behoort eerder tot het rijk van de mythe. Wel wordt zij steevast verbonden met muziek en zang. Heel wat koren en muziekverenigingen eren haar en dragen zelfs haar naam.

Zelf ben ik ook nog actief in een drietal koren: een groot gemengd koor Illucia, een vierstemmig mannenoctet Omega, dat begonnen is met de zang bij uitvaarten en een gewoon parochiekoor ‘Mensen van goede wil’. Onze vijf kinderen hebben Ria en ik toch allemaal een muzikale opleiding willen meegeven.

Voor de twee jongens lag dit niet zo voor de hand. De gitaar en de accordeon werden al gauw ingeruild voor een voetbal. Bij de drie meisjes hadden we meer succes. De oudste voltooide haar pianocurriculum, de tweede beëindigde met succes de dwarsfluitlessen.

Maar bij ons Mieke ging het niet zo vlot, althans niet de theorie. Ook zij speelde dwarsfluit, leerde zelf gitaar en legde zich dan meer toe op zang. Ook onze andere meisjes zongen in een groepje of een klassiek koor. Muziek verzacht blijkbaar toch wel de zeden.

Mieke was eerst leadzangeres in een rockgroepje. Maar op rijpere leeftijd en met al drie kinderen vond zij dat leven toch nogal hectisch. Nu vormt zij een duet met een pianist-gitarist. Zij kozen voor de welluidende naam Siren. Zij geven nu eerder intimistische huis- en tuinconcertjes met Engelse en Nederlandse ‘easy listening’ muziek.

En de appel valt blijkbaar niet ver van de boom. Nelle, het dochtertje van goed twee jaar, komt af en toe bij ons logeren. Ook zij is al flink door de muziekmicrobe gebeten en zingt zonder verpinken van ‘Broeder Jacob’ en nog heel wat andere peuterliedjes. Die zal zij niet alleen van moeke leren, maar ook van de zussen die al naar de lagere school gaan.

Muziek heeft altijd een vaste plaats gehad in ons gezin. Het is trouwens de grote droom van Ria om volgend jaar, bij haar vijfenzestigste verjaardag, een soort van concertfeest te organiseren, waar de kinderen en kleinkinderen hun beste beentje kunnen voorzetten. Duimen maar!

Jos

 

 

Nesteldrang

Grote veranderingen in het leven gaan vaak gepaard met een nieuwe kijk op de dingen om je heen. Mijn zoon loopt al zijn hele leven door het huis zonder veel van onze inboedel zelfs maar op te merken. Hij drapeert zichzelf regelmatig op de zitbank als een volleerde octopus, maar als je hem vraagt naar de kleur van de kussens, zal hij wellicht het antwoord schuldig blijven. Hij verorbert aanzienlijke porties voedsel zonder achteraf zelfs maar te weten wat hij gegeten heeft. De meubels en toestellen in ons huis zijn voor hem niet meer dan achtergronddecoratie.

Tot voor kort tenminste. Want sinds enkele weken stelt hij een nieuwe soort vragen. ‘Hadden wij vroeger niet zo’n blauw servies?’ ‘Staat dat ijskastje nog in de kelder?’ ‘Hoe maak je eigenlijk die kaassaus?’ ‘Gebruik je die oude magnetron nog?’

Ik glimlach, want ik weet wat het betekent. Maar ik zwijg, want het is niet aan mij om in één of andere richting te pushen. De zoon heeft al jarenlang een vriendin. En nu krijgen ze opeens nesteldrang. En dat nest moet gevuld worden met spullen.

‘Die moet je niet wegdoen!’ zegt de zoon gedecideerd als ik met spijt naar mijn oude kookpannen kijk, die op mijn nieuwe vuur niet meer bruikbaar zijn. Ik knik, zonder zelfs maar een lachje. Langs mijn neus weg zeg ik dat er op zolder nog gordijnen liggen. Hij hoort het allemaal en maakt in gedachten de inventaris.

Zo begint het. Een nieuw nest voor de tortelduifjes. Zo gaat het leven verder, altijd opnieuw.

Kolet