Brengen scherven echt geluk?

Bij het begin van elk nieuw jaar worden wensen uitgewisseld en komen de kleinkinderen hun nieuwjaarsbrief voorlezen. Zo is het altijd al geweest. Het is niet gemakkelijk om een geschikt moment te vinden, waarop iedereen er kan zijn. Met zeventien aan tafel is geen alledaagse vanzelfsprekendheid.

Maar tussen andere nieuwjaarsdrinks door was er dan toch een gelukkig moment gevonden. Ook de pakjes onder de kerstboom moesten nog aan de ‘mystery guest’ toegewezen worden met een cryptische omschrijving. Dat is eveneens een jaarlijkse traditie waar iedereen met spanning naar uitkijkt.

Ik kwam te voet thuis van de wensen op het gemeentelijke dorpshart en daar trof ik nog een oude kennis aan van bijna 80 bij een kopje koffie. Groot was mijn verbazing toen ik hoorde dat de man een goed uur later op straat een hartaderbreuk gekregen had. ‘Mensen, hun dagen zijn als het gras. Zij bloeien als bloemen op het open veld. Dan waait de wind en zij zijn verdwenen…’

Iedereen was er al toen ik thuis kwam. De voordeur stond niet open. Het kleine deurtje in onze garagepoort was ook op slot. Er bleef me niets anders over dan de poort open te duwen. Niet lang echter. Ik hoorde een krak en wist meteen hoe laat het was. Ria had iets nodig gehad uit de diepvriezer, had onze wagen van een half jaar oud achteruit gereden en hem zo laten staan. En zo sneuvelde de achterruit in duizenden stukjes.

Of deze scherven ook geluk zullen brengen, moeten we nog even afwachten. Gelukkig waren de kinderen thuis om de rommel wat op te ruimen. En gelukkig hebben we nog onze gepensioneerde garagist die af en toe wel eens een klusje opknapt. Het stoffelijk leed zal gauw geleden zijn.

En het familiefeestje kon toch nog doorgaan, lichtelijk in mineur. Een ongeluk is natuurlijk altijd stom en kan in vele gevallen wel voorkomen worden. Als de logica min of meer gevolgd wordt. En soms loopt het daar wel eens mis. Je kunt er alleen maar uit leren voor de toekomst.

De rekening moet nog komen.

Jos

 

 

Samen onder de paraplu

„Mag ik mijn paraplu meedoen naar school?”, vraagt onze dochter van drie als we klaarstaan om te vetrekken. Ik kijk even naar buiten en stel vast dat het amper regent, maar wat niet is, kan natuurlijk nog komen… Ik ‘plooi’ en zeg dat het goed is. Trots als een pauw stapt ze in de auto met haar nieuwe roze paraplu van Hello Kitty. Nadat ze in de herfst op school anderhalve week over het weer en over een paraplu had geleerd, moest en zou ze er zelf ook een hebben.
Nadat de eerste reeds achter drie dagen sneuvelde, vroeg ze er een aan Sinterklaas en ja hoor, sindsdien moet het maar een druppel regenen of de paraplu moet mee. Ah ja, het dient toch ook niet voor als de zon schijnt of om onder het stof te raken.
Even later parkeer ik de wagen op wandelafstand van de schoolpoort. Of ik haar paraplu wil opendoen? En of grote broer er ook onder mag? Als die broer even buigt, lukt dat wel.
Twee kleuters samen onder een kleine roze paraplu, op weg naar school. Rondom hen alleen maar lachende gezichten. Het is niet alleen leuk om zien.  Het gekke is vooral dat het inmiddels al lang niet meer regent, maar daar trekken de twee zich niets van aan. Ze lopen, zich van niets bewust te zingen, terwijl ik hen, en vooral de paraplu, ‘in goede banen leidt’.

’s Avonds schrijf ik de ervaring in mijn ‘geluksdagboek’. Een kortstondig moment van eenvoudig geluk en verwondering, maar een tafereel dat voor altijd in mijn geheugen staat gegrift. Dat zullen ze wellicht niet meer doen als ze ouder zijn, denk ik bij mezelf, maar dan komen er wellicht andere dingen in de plaats. Nu mag ik genieten van het heden. Met die opwekkende gedachten ga ik die avond slapen.

Liselotte

 

Gedachten bij de slaap van een kleine jongen

Weinig momenten zijn zo prachtig en eerlijk, als dat waarop onze kleine jongen in slaap valt. Soms ‘eindelijk’ in slaap valt. Het gekwebbel van een onverstaanbaar verhaal of een mysterieus gesprek met knuffels verstilt en verstomt; dan nog een laatste kwartdraai en handjes die zich uitstrekken naar de warmte van vertrouwde handen. Wat daarna volgt is van een vertederende schoonheid waarbij zelfs zonsop- en ondergang het niet kunnen halen. Het geheim schuilt in de oogjes die je aankijken, de blik die langzaam van je afglijdt, en de kortstondige fixatie die de stille rust inluiden. Dan de oogjes die toevallen, aarzelend, heel even weigerend zelfs – halfdicht, weer open, herhaling en overgave. En dan handjes waarvan de greep verslapt, tot ze uit de jouwe glijden en gaan rusten op het aapje of het beertje waarmee zonet nog van gedachten werd gewisseld.

Het is moeilijk om dan niet te blijven zitten, al was het maar heel even nog, of op te staan zonder nog drie keer om te kijken met de verliefde vertedering die een milde gelukstraan je ooghoek uitduwt. Het zijn van die momenten die je nooit meer wilt laten gaan, maar die je op een dag zal kwijt zijn, nog voor je er erg in hebt. Daar ben ik zeker van.

En toch ontsnap ik, elke keer opnieuw, niet aan een vorm van onrust die me overvalt als een plotse vlek op een brandschoon oppervlak. ‘Wat als die oogjes straks zomaar ineens niet meer opengaan? Als dat lieflijk roos gezichtje vermarmert omdat hart en zachtjes ruisende ademhaling om onduidelijke redenen plots hebben besloten ermee op te houden? Als de laatste keer dat die oogjes me hebben aangekeken dat ene moment was waarop ze op me rustten net voor ze weggleden en verdwenen onder die kleine haperende oogleden.’ Ik kan er me niet van ontdoen van die gedachten. Elke keer opnieuw. En het smakt me, vóór ik weer overvallen word door het reële leven van dat moment, met het meest broze van mezelf tegen een muur van emoties waarvan ik hoop dat ik ze nooit zal hoeven te ondergaan.

Dan op kousenvoeten de deur uit, ze zachtjes toetrekken en al meteen verlangen naar de kreetjes van een langzaam wakker wordende jongen. Slaap is alleen maar mooi en dragelijk als de opwekking verzekerd is. Het is niet zo makkelijk, ouderschap, zelfs niet als alles schijnbaar in rust is.

Wim

De langste maand van het jaar

Een verwittigde vrouw is er drie waard, zegt het spreekwoord. Waarom trap ik dan elk jaar opnieuw in dezelfde valkuil? De tijd voor en rond Kerstmis loopt over van gezelligheid. Glühwein, kaarslicht, overbekende muziekjes, samenzijn met familie en vrienden, het kan niet op. Maar begin januari gaat alles opeens zonder pardon ‘back to normal’. Niet dat ik zou willen dat het eeuwig Kerstmis was, maar de overgang is toch wel erg groot. Opeens is het gewoon donker en koud, zonder enig feest in het vooruitzicht, behalve een obligate nieuwjaarsreceptie. En het blijft nog wekenlang donker en koud, want de winter is eigenlijk nog maar net begonnen. Wie  heeft er ooit bedacht dat Nieuwjaar in het putje van de winter moet vallen? Nieuw leven komt er toch pas in de lente: dan begint het nieuwe jaar voor mij pas echt. Tot die tijd is het overwinteren en eerst en vooral januari zien door te komen, steevast de langste maand van het jaar.

Met veel geduld zal het wel weer lukken. En met elke dag minstens één portie menselijke warmte als remedie tegen de kou. Warme mensen zijn er gelukkig ook in januari. Een wildvreemde man die een handje toesteekt als ik aan de kassa van de supermarkt handen tekort kom. Een buurvrouw om lief en leed mee te delen. En de stralende lach van een kleinzoon, die zonder woorden zegt: ik ben gelukkig als ik je zie. Op die manier overleef ik zelfs januari.

Kolet

Happy Birth Day?

Met ongeloof bekeek ik de reportage van Birth Day van enkele dagen geleden. Op de Dag van de Openbaring kon dit wel tellen als eye-opener.
De vrouw die in het – intussen ontruimde – kraakpand, woont en de ‘menselijkheid’ van onze regering en onze samenleving prijst.
De dame die met een tweejarige zoon – zwanger van een tweede kind omdat ze een man die haar onderdak bood, gaf wat ze hem kon geven, zichzelf, met alle gevolgen vandien – elke dag op zoek moet naar onderdak en meestal in Brussel-Noord belandt. ‘Het is erger, veel erger’ dan terug te keren. Kon ze maar terugkeren…
Het tartte mijn verbeelding.

Hoe is in de hoofdstad van Europa mogelijk dat kinderen op die manier door de wereld ‘verwelkomd’ worden? Maar wat me nog meer zorgen baart, is dat niemand schijnbaar er iets om lijkt te geven. Er is althans de perceptie dat een hele onderstroom in onze samenleving die niet als ‘ons’ beschouwt. Waar die ‘ons’ dan ook moge voor staan. Hoe zal hier mee omgegaan worden na de ‘moeder der verkiezingen’ in mei indien bepaalde politieke krachten ‘incontournable’ worden?

Ik voel me wanhopig, geraakt in mijn moederhart. Ik knuffel mijn jongste extra tijdens haar laatste flesje van die dag, dankbaar dat we haar zoveel kunnen bieden.
Dankbaar ook dat er toch ten minste nog mensen zijn die er zich wel zorgen om maken, letterlijk en figuurlijk, namelijk de vroedvrouwen van Aquarelle. En hun vele, soms verborgen, supporters – waaronder ik. Niet als lotgenoot, maar verbonden als moederende moeders!

Ellen

Kruisje

Een heel jaar lang mocht het niet meer, het kruisje ontvangen in de kerk.
Onze dochter stak zich weg achter mijn rug als ik naar voor ging om de communie te ontvangen. Ze wilde die namelijk ook krijgen, maar moest steeds horen dat dat pas mocht als ze haar eerste communie deed. En met het kruisje door de priester was ze niet tevreden. Een kruisje van mama mocht gelukkig wel nog. Zo hadden we ons eigen ritueeltje, nadat ik de communie ontvangen had.

Tot vorige zondag, een klasvriendinnetje was ook in de kerk en ging samen met ons tot bij de priester. En …de twee meisjes kregen elk een kruisje, van de priester. Geen dochter achter mijn rug meer.
Het had wel iets, dat ik haar telkens zelf dat kruisje mocht geven, net zoals ’s avonds. En toch was ik opgelucht, want je verstoppen om een kruisje te krijgen, een zegen, die eigenlijk zegt: ‘het ga je goed’, ‘we wensen je het beste’, ‘God is bij je’, dat klopte toch niet helemaal met mijn aanvoelen. Ik ben benieuwd naar de volgende keer, en kijk al uit naar de zegening met lichtmis…

Annemie

Zorro!

Vriend en ik zitten in de auto. We rijden naar het verre Limburg, richting het ouderlijke huis. Ik verheug me – naast het weerzien met mijn ouders, uiteraard – op Zorro. Zorro is de hond van dienst en – zoals zijn naam doet vermoeden – is hij zwart. Verdere beschrijving: klein – mager – lief – hevig . Zo’n 2 km van het huis van mijn ouders besluit ik onze komst alvast aan te kondigen: “Zorro! We zijn er bijna hoor!” roep ik uit het niets. Vriend kijkt – zoals wel vaker – vreemd op. “Hij hoort me hoor!” verzeker ik hem. “Zorro heeft goede oren. Hij staat vast al te springen aan de achterdeur.”

Iets later wacht mama ons op, mét hond (die al enkele minuten door het dolle heen is, naar het schijnt. Ik win!)

Zorro is bijzonder. Over zijn IQ zwijgen we maar beter. Zijn woordenschat beperkt zich tot ‘eten’, ‘wandelen’, ‘koekje’ en ‘zit’ (als er iets lekkers tegenover staat, tenminste). Hij begrijpt niet dat hij moet gaan liggen als er ‘lig’ gezegd wordt en als hij op je schoot probeert te springen, springt hij er vaker vóór, óver of tégen, dan op. Zorro komt uit het asiel. We hebben zijn naam niet zelf gekozen en zijn van mening dat ‘Rataplan’ hem beter op het lijf geschreven zou zijn. Maar goed, zijn IQ mag dan wel te wensen overlaten, zijn EQ daarentegen, is hoog. Zorro weet wanneer het niet goed met je gaat. Dan komt hij dicht bij je staan en legt hij zijn hondenhoofdje troostend op je knie. Als er veel volk is, zoekt hij altijd de zwakste, ziekste of verdrietigste uit. En verder is Zorro muzikaal. Wanneer ik bij mijn ouders ben, speel ik meestal even piano. Zorro is mijn trouwste luisteraar. Doorgaans zoekt hij op zulke momenten een plekje op de mat, een dikke meter bij de piano vandaan. Soms staat hij tussen mijn benen en de klankkast en als hij zich écht niet kan inhouden, springt hij ongegeneerd op mijn schoot. Dat speelt natuurlijk ietsje moeilijker, maar dat nemen we er graag bij. Gezelligheid boven alles! Wanneer Zorro en ik op zulke momenten alleen thuis zijn, zingt hij gezellig met de piano mee. Speel ik hoog, zingt hij hoog. Speel ik laag, zingt hij laag. Zijn stemgeluid klinkt een beetje als een wolf bij volle maan, maar ik apprecieer zijn muzikale uitingen ten zeerste. Wanneer er echter iemand in de buurt komt, eindigen zijn gezangen abrupt. Zelfs honden kunnen zich – blijkbaar – schamen.

Zorro wordt stilaan oud. Zijn poten en neus worden grijs en hij slaapt de laatste maanden uren aan een stuk. Als hij droomt, gaat hij op z’n rug liggen, steekt hij zijn vier poten in de lucht en piept hij als een bange muis. Dat deed hij vroeger niet. “Kom bompa, we gaan wandelen” grap ik wel eens. Dat ‘wandelen’ hoort hij, het ‘bompa-deel’ zal hem een worst wezen. Mijzelf doet het iets. Ik besef dat Zorro er op een dag niet meer zal zijn. Ik wil van ieder Zorro-moment genieten.

Dagmar

 

Kerstkaartjes

Zodra het Driekoningen is, krijg ik de kriebels van dennennaalden. De kerstboom staat bij ons van kort na Sinterklaas en het wordt tijd voor een andere decoratie. Ik raak uitgekeken op de kaarsjes en ballen en wil alle personages van de stal weer netjes in de doos stoppen tot volgende december. Ik heb opeens nood aan meer ruimte in mijn woonkamer, aan andere liedjes in mijn hoofd.

Alleen voor de kerst- en nieuwjaarskaartjes maak ik een uitzondering. Die hangen in lange slingers aan linten boven en naast de binnendeuren. Kleurige getuigen van de banden met mensen ver weg en dichtbij. Sommige kaartjes komen van mensen die ik vaak zie en hoor. Die kaartjes zijn niet meer dan de bevestiging van een duidelijk voelbare vriendschap. Andere kaartjes komen van mensen met wie de band in de loop der jaren verwaterd is tot enkel dit kleine teken van leven. Vakantievrienden van jaren geleden, wellicht onherkenbaar geworden, sturen elke kerst een kaartje met een update van de gezinssituatie. Kleine kinderen zijn groot geworden, oude mensen zijn gestorven, nieuwe baby’s werden geboren. Er zijn kaartjes van verhuisde vrienden, van bijna uit het oog verloren collega’s, van mensen met wie ik ooit een tijd lang samen aan een project werkte, of die ik ontmoette op een lezing of workshop. De kaartjes zijn tastbare getuigen van de deugddoende ontmoetingen van toen.

Daarom haal ik de kaartjes niet weg samen met de kerstboom. Ze mogen de hele maand januari blijven hangen. Het zijn mijn relikwieën van vriendschapspijltjes overal. In alle kleuren van de regenboog, met kitscherige of kunstzinnige afbeeldingen, met niet meer dan een ondertekende krabbel of met een heel verhaal. Een mens is niet in staat om tientallen vriendschapsbanden tegelijk op een diepgaande manier te onderhouden. Daar heb ik me lang geleden al bij neergelegd. Ik droom er soms van dat we in het hiernamaals al die schade zullen kunnen inhalen. Maar tot het zo ver is, geniet ik van mijn kerst- en nieuwjaarskaartjes!

Kolet