Nieuwe vrienden

Onze zoon van twaalf is ‘in blijde verwachting’. Het blijkt uit heel zijn taalgebruik. Hij gaat binnenkort naar het secundair onderwijs en hij zal dan – zo zegt hij – nieuwe vrienden leren kennen. Met die nieuwe vrienden gaat hij misschien voetballen of naar de Chiro of de Scouts. En met die nieuwe vrienden kan hij ook afspreken op woensdag namiddag. En zijn nieuwe vrienden kunnen dan ook gerust eens bij ons in de tent komen slapen. Hij zegt het telkens met een grote evidentie, met veel overtuiging, in de zekerheid dat het zo zal zijn.

Ook toen hij eerder deze week op kamp vertrok met een groep jongens en meisjes van wie hij niemand kende, had hij het vooraf al over zijn nieuwe vrienden. “Wel jammer, dat mijn nieuwe vrienden zo ver wonen, want dan kan ik later moeilijk iets afspreken”. Altijd weer die nieuwe vrienden.

Heerlijk toch, denk ik dan telkens, dat een kind van twaalf zo open en vol verwachting naar de wereld kijkt: alle leeftijdsgenoten die hij nog zal leren kennen, zijn nu al vrienden. Het maakt me gelukkig. Net zoals al die keren dat we van de juffen en meesters tijdens een oudercontact hoorden dat hij ‘een vriend van iedereen’ was. Ik kan niet anders dan er God telkens voor danken.

Jo

Met mij

In het park op het bankje naast mij belt een meisje iemand op met haar mobieltje. ‘Met mij’, zegt ze als intro en dan gaat ze verder om iets te regelen met haar vriend. Het doet me glimlachen. Ik denk terug aan iets van jaren geleden. We zaten in de zondagsmis en we hadden net geluisterd naar de tekst van Mozes en het brandende braambos. En van God die ‘Ik ben die is’ zegt. In zijn preek vertelde de pastoor dat zijn ouders vroeger een winkel hadden. Als de kinderen thuis kwamen van school of elders, kwamen zij ook door de winkeldeur binnen en deden de bel rinkelen. Om te vermijden dat hun ouders telkens dachten dat er klanten waren, riepen de kinderen dan gewoon ‘’k ben e-kik het!’ Zodat zijn ouders wisten: ’t is eigen volk, we hoeven niet op te springen en mooi weer te spelen, we hoeven geen zinnetjes te produceren als ‘hoe is het met u?’ of ‘slecht weer vandaag, hè?’ Ze konden meteen overgaan tot de kern van de zaak: was de toets goed geweest? Was de boodschap gedaan? We zeggen zo vaak spontaan ‘’t is hier met mij’, hoewel dat op zich een dwaze uitspraak is, die iedereen kan zeggen en die in feite nergens op slaat. Maar we vertrouwen erop dat onze naasten onze stem herkennen en ons weten thuis te brengen. Als God ‘Ik ben die is’ zegt, doet Hij dat ook. ‘Het is hier met Mij’, zegt Hij. ‘Ik heb je nodig. Doe je mee?’ Mozes hoorde die stem. Af en toe, als we hard ons best doen, horen wij ze ook. Zelfs zonder brandende braamstruik.

Wat onthoud ik hiervan? Dat mensen die vlak naast je luidkeels zitten te bellen, niet altijd irritant zijn. Dat een preek soms jarenlang in je hoofd kan blijven zitten. En dat God familie van ons is. 😉

Kolet