‘Oma, ik zal voor je bidden’ hoor ik onze dochter aan telefoon zeggen. ‘Een weesgegroetje, of neen oma, twee weesgegroetjes’. Ik hoor hoe ze oma moed inspreekt vlak voor haar operatie en hoe ze herhaalt dat ze voor oma zal bidden. Het verrast me dat onze opgroeiende tiener dat zegt, want ze distantieert zich steeds meer van alles wat met geloof en kerk te maken heeft.
‘Ik zal voor je bidden’ – het houdt me nu al een paar dagen bezig. Het fascineert me. Het is alsof me een spiegel voorgehouden wordt. Hoewel ik regelmatig voor anderen bid, zeg ik hun dat nooit. ‘Ik zal aan je denken’ of ‘ik duim voor je’ of ‘ik zal een kaarsje voor je laten branden’ – ja, dat zeg ik wel. Maar ‘ik zal voor je bidden’ – neen, dat zeg ik eigenlijk nooit. Is het uit onwennigheid of uit lauwheid? Of omdat bidden iets persoonlijks is, iets van mijn binnenste binnenkant? Ik weet het niet.
‘Ik zal voor je bidden’ – misschien ga ik het toch eens zeggen. Misschien …
Jo