Waak over mij

“Een terugval”, besluit de dokter. “Ik ben zo moe”, zucht mijn oma. Toch kiest ze ervoor om zo goed als het kan wakker te blijven en de strijd voor een tweede keer aan te gaan.

Ik denk aan al die keren dat ze waakte over ons, haar zo geliefde kleinkinderen. En aan al de keren dat ze ook vandaag nog haar slaap laat om ons met al haar warmte te gedenken en beschermen.

De rollen keren zich stilaan om. Zelf zal ze er nooit om vragen, maar in haar ogen lees ik een “waak over mij”. Wat doet het mij verdriet dat ik niet altijd even wakker ben. Om het wonder van ieder moment te aanschouwen. Want ook te midden van oma’s strijd wordt straks een Kind geboren. Zij probeert er nu al een blik van op te vangen. De moeite om wakker te blijven.

Valérie

Piëteit

De maand november is om meer dan één reden een gelegenheid tot gedenken. Allerheiligen en Allerzielen liggen nog vers in ons geheugen.

En enkele weken voordien waren wij uitgenodigd op een wel heel speciale reünie: de bijeenkomst van onze retorica 1965 van het Klein Seminarie van Hoogstraten na 50 jaar. Wij hadden elkaar af en toe nog wel eens ontmoet.

Bij het begin van ons ‘openbare leven’ aan de universiteit of de hogeschool zwoeren wij dure eden om elk jaar een activiteit te organiseren. Maar na een drietal keer voelden wij zelf aan dat ons leven een andere richting uitging en dat het ritme wat lager moest liggen.

Zo kwamen wij met een min of meer vaste kern om de vijf jaar samen. Naarmate wij ouder werden – nu haast allemaal gepensioneerd – voelden wij aan dat vijf jaar in een mensenleven toch wel lang is. Er was ooit eens een tussentijdse bijeenkomst geweest.

En zo kwam ongeveer de helft van onze groep van 56 leerlingen weer samen in Loenhout. Uiteraard met de partners. Het was eerst wat aftasten welke naam er op welk gezicht geplaatst moest worden.

Maar het ging nog vrij goed en de stereotiepe anekdotes van lang geleden deden weer vlug de ronde. Vijf medeleerlingen zijn al overleden. Hun namen Jan, Jozef, Leo, René en Fons werden met eerbied uitgesproken. Hoe klein de wereld soms kan zijn, wordt af en toe duidelijk. Zo is de dochter van een van hen getrouwd met onze buurjongen en wij wonen toch een heel eind verder weg.

De wegen die wij allemaal afgelegd hebben, verschillen zoveel van elkaar. Iemand heeft een zoon die minister geworden is. We hebben ook wel enkele burgemeesters in ons midden. Het pijnlijke verhaal van een vrouw die pas enkele maanden geleden aan kanker gestorven is, maakte ons even stil.

En toch moet het leven verdergaan, want de kleinkinderen worden groter en groter. Mooi was even later ook hoe een klasfoto van 1959, die iemand rondstuurde, stilaan ingevuld kon worden. Met vereende krachten werden alle namen weer tot leven geroepen.

Jos

Op de stoep

In onze buurt houden we elk jaar een soep-op-de-stoepactie ten voordele van Welzijnszorg. Maar in feite zijn het niet de kansarmen, maar wel onszelf die we er het grootste plezier mee doen.

Het begint al met de soepmakers: een zestal dames en heren koken een pot met hun successoep. Witloofsoep, oosterse courgettesoep, tomatensoep met balletjes, pompoensoep, erwtensoep of kervelsoep: allemaal even lekker. Details over ingrediënten en bereidingswijzen worden vrolijk uitgewisseld. De soepmakers worden door iedereen uitvoerig en herhaaldelijk geprezen.

Dan zijn er de soepdrinkers: mensen uit de buurt, die op de flyers en straatmails zijn afgekomen. Toevallige passanten die de geur en de gezelligheid niet kunnen weerstaan. Ze verdrijven de herfstkou (al valt die dit jaar erg mee) met een warme kop soep die ze tussen hun handen klemmen. De soep is nog te heet om meteen op te drinken, dus slaan ze een praatje met de andere soepdrinkers. Eerst over de soep, maar al gauw ook over de kinderen, het werk, de gezondheid en al die belangrijke dingen die het geluk van mensen bepalen. Boven de soepdampen leven ze met elkaar mee, wisselen ze uit, geven ze tips of troost. Als de soepkop leeg is, nemen ze nog een tweede portie. Ze moeten die andere soep toch ook nog eens proeven. En het is immers voor het goede doel?

Zo verspreidt de warmte zich elk jaar opnieuw op onze stoep. En die warmte komt echt niet alleen van de soep.

Kolet

Herfstbladeren

Sinds kort staat er een bank naast de schommels op het pleintje bij mijn ouders’ huis. Onze kinderen brachten er al talloze uren door. Ook op 1 november, de warmste in jaren, gillen ze van plezier. „Kijk ik eens wat ik al durf”, roept de een. „En ik durf nog hoger te schommelen dan jij”, reageert de ander.  Het is fijn om toe te kijken, zeker nu er een bank staat, waardoor ook wij in alle rust van de herfstzon kunnen genieten en nog even napraten over het jaarlijkse bezoek aan het kerkhof.

Als onze zoon genoeg heeft van het schommelen, begint hij door de vele, prachtige, grote herfstbladeren te lopen. Wat hou ik van die tijd van het jaar, van de kleurenpracht en van het geritsel van de bladeren. Plotseling pakt zoonlief een hoopje bladeren en gooit ze in de lucht. In een opwelling loop ik zijn richting uit en op mijn beurt gooi ik wat bladeren omhoog. Voor we het goed en wel beseffen zijn we met zijn allen, opa en oma inclusief, met herfstbladeren aan het gooien, in de lucht en naar elkaar. De grond en de bladeren zijn droog. Het kan dus geen kwaad.

De pret kan niet op. Terwijl ik even niet kijk, vult onze zoon mijn handtas met bladeren. Als ik ‘revanche’ wil nemen, slaat de sfeer echter om. Tijd om naar binnen te gaan. Anders loopt het uit de hand. Gelukkig heeft oma iets lekkers klaarstaan. En zo genieten we, in de gezelligheid van de huiskamer, verder van een mooie herfstdag.

Met een glimlach kijk ik tot op vandaag terug op dat kwartuurtje van ongedwongen herfstbladeren gooien. Het gebeurde spontaan, in een opwelling, maar net dat maakte Allerheiligen tot een prachtige dag. Als ik me later nog iets van 1 november 2015 herinner, is het ongetwijfeld dat moment van ongedwongen samen plezier maken. Hoe eenvoudig kan geluk soms zijn…

Liselotte