Dagen zonder vlees

Kleinzoon op schoot, ik lees voor uit een boekje over prinsesjes. Het is bal en er staat een rijkelijk buffet klaar. Een taart in vele lekkere lagen en een in zijn geheel klaargemaakt varkentje liggen op grote schotels. ‘Daar gaan de prinsesjes straks van smullen’, vertel ik. Mijn kleinzoon springt van mijn schoot en kijkt me met grote ogen aan, alsof hij niet kan geloven wat ik zojuist gezegd heb. ‘Maar dàt is niet de bedoeling!’ roept hij uit (dat is de uitdrukking die wij in onze familie gebruiken als versterkende trap van “dat mag niet”). ‘Varkentjes moeten op de boerderij!’ Hij kijkt mij aan en wacht op bevestiging.

Ik slik. De gehaktballetjes die hij zo graag eet, waren tot nu toe incognito. Ik besluit dat nog even zo te houden. Ik knik laf. Ja, varkentjes horen op de boerderij. Kleinzoon weet nog niet wat hen daar te wachten staat. Een stel familieleden doen mee aan dagen zonder vlees, met wisselend succes. Onze dromen zijn voorzichtiger dan zijn zekerheid. Maar ze gaan in dezelfde richting.

Ooit komt er een tijd dat mensen geen wolven meer zijn voor elkaar en voor de rest van de schepping. Wolven zullen spelen met kleine lammetjes, en leeuwen met kalfjes, zegt Jesaja. Voor mijn kleinzoon is dat nu al de normaalste zaak van de wereld. Jezus had gelijk toen Hij zei dat we dringend als kinderen moeten worden.

Kolet

Hoogteverschillen

Onlangs stond ik na een afscheidsviering te praten met de kleindochter van de overledene, een dochter van goede vrienden. Ik kende haar al van toen ze nog een baby was. Ik wist nog hoe ze als jongste van het gezin er regelmatig in slaagde om haar eigen zin door te drijven. Het was gezellig om met haar te kunnen praten nu ze een volwassen vrouw was. Maar na verloop van tijd bespeurde ik bij mezelf enige wrevel. Het meisje was letterlijk zo groot geworden, dat ik enkel met mijn hoofd in mijn nek, ongemakkelijk achterover leunend, met haar in gesprek kon blijven. Ik moest willens nillens de hele tijd naar haar opkijken.

Voor kleine mensen of mensen die zittend door het leven moeten of mensen die (tijdelijk) in bed liggend hun contacten moeten onderhouden, moet dat niet altijd gemakkelijk zijn. Want het hoogteverschil is meer dan alleen onpraktisch. Als je met iemand wilt meeleven, moet je ook een poging doen om letterlijk op gelijke hoogte te komen. Door de knieën gaan als je met een klein kind praat. Op een stoel gaan zitten als je een bedlegerig iemand bezoekt. Of gewoon samen gaan zitten.

Mijn kleinzoon heeft daarvoor sinds kort het ‘opstapje’ ontdekt. Hij sjouwt het overal met zich mee: om iets te kunnen zien wat op het aanrecht gebeurt, om iets te kunnen pakken dat op tafel ligt, of gewoon, voor het geval dat. Dat opstapje is zijn paspoort: het opent zijn wereld. Zo hoort hij er altijd helemaal bij.

Kolet

Vasten #2

Het is vasten. Het efficiënte deel van mijn geest raadt mij aan om er elke dag even mee bezig te zijn. Een kwartiertje, dat is nog net te doen. Tot zover mijn voornemens.
Maar zo werkt het niet bij mij. Ik kan niet elke dag ‘voor even’ in vastenmodus zijn, merk ik. Ik zoek een houding voor een langere periode. Maar hoe dan?

Een droge dag is tijdens de krokusvakantie heel welkom. Ik trek met de drie kinderen de tuin in voor een grondige snoeibeurt. Onze tuin ligt bedolven onder een winterdeken van bladeren en takken. Onze handen woelen er in en vullen kruiwagen na kruiwagen. Opruimen kan deugd doen. De buitenlucht doet goed. Met het wroeten in de aarde gooi ik wat ballast bij mezelf weg.

“Hé, daar zijn kleine groene blaadjes”, roept Jade van vier. Onder het winterdek ligt de prille lente verscholen. We speuren naar alles wat jong, groen en fris is. Sommige planten dekken we nog even toe, tegen de vrieskou. Toch krijgen we een ander beeld. Knoppen die over enkele weken zullen openbarsten. Een tuin vol belofte.

’s Avonds denk ik bij mezelf dat dit misschien wel vasten is: het jonge groen zoeken onder het winterdek, situaties van mensen proberen omwoelen tot er iets van belofte zichtbaar wordt.
We proberen ‘groen’ te brengen. We maken een tekening voor moemoe die haar draai niet vindt in het verzorgingstehuis. We schrijven een brief naar ons Plan-kindje. De buurman komt thuis uit het ziekenhuis en vertelt: “Ze willen me nog niet hierboven.” We drinken er een glas op.
En we proberen ‘groen’ te zien: we proberen niet te zeuren over regenachtige dagen en eten warme pudding. Op maandagochtend na de vakantie proberen we niet te sakkeren op de wekker en de gebruikelijke ochtendchaos tijdens de werkweek.

Het is allemaal klein en pril en misschien nog stuntelig. De bloemknoppen barsten nog niet open maar dat is niet erg. Daar is nog tijd voor. Dat is voor Pasen.

Sylvie

Vasten

Is vasten een vies woord? Het klinkt misschien wat ouderwets in deze tijd, tenzij je natuurlijk terechtkomt bij een diëtist. Want hoe je het keert of draait, het heeft ook met gezondheid te maken.

In de kerkelijke liturgie heeft men lange tijd het woord ‘vasten’ vervangen door de term ‘veertigdagentijd’. Met vasten werd wellicht iets bedoeld in de zin van versterving, zich bewust voedsel of drank ontzeggen, voor een beter doel.

En de veertigdagentijd wordt gezien als de voorbereidingstijd op Pasen. Dit wijst er dan op dat een inspanning om iets te veranderen of te verbeteren toch wel enige tijd moet duren. We merken dikwijls bij onszelf of bij anderen dat er goede intenties leven, maar dat die niet van lange duur zijn.

Het heeft toch zoiets van een knop in je hoofd omdraaien. Het hele jaar door, en vooral dan in de winterperiode, leven wij er maar op los, worden wij zowat geleefd door de kalender van feesten en vieringen. Dan wordt het tijd om inderdaad even de mallemolen stil te leggen.

Het carnavalsfeest dat de kinderen in de lagere school nog vieren door verkleed langs de straten te gaan, is meteen het laatste uitbundige orgelpunt van de oude tijd. En dan kan er een periode komen van verstilling, van rustiger en soberder leven. En dat heeft ook met spijs en drank te maken.

De overvloed van de feestelijkheden stoort ons wel. Dat voelen we maar al te goed aan ons wintergewicht. Het wordt tijd om weer te voet of met de fiets te gaan bewegen, in plaats van voor elke kleine afstand de auto te nemen. Beweging, niet als een topsporter, maar voor de gezondheid, voelt goed aan.

Die veertig dagen zijn misschien wel een uitgelezen gelegenheid om wat dingen te doen die wij in de drukte van het gewone leven over het hoofd gezien hebben. Misschien komt het er nu van om dat interessante boek te lezen. Of wie wacht er al zo lang op een bezoekje, dat wij beloofd hadden?

De cirkel van het jaar raakt weer rond, met hoogtes en laagtes, met vallen en opstaan. En met solidariteit!

Jos

Konijn

‘Weet je nog dat ik in het ziekenhuis lag, met zo een buisje in mijn arm? Dat deed echt pijn, hoor. Maar het was nodig, want ze moesten mij onmiddellijk iets kunnen geven als ik een allergische reactie kreeg?’
Naud en Bran kwamen nog eens logeren. Marie mocht bij een vriendinnetje gaan slapen. Bran van 11 is nu haast volledig allergievrij. Vroeger mocht hij beslist geen eieren eten, maar nu kan hij de verwerkte producten al aan. Alleen met verse eieren moet hij nog oppassen.
En wat doe je dan tijdens zo een lang weekend? Spelletjes spelen, natuurlijk. Zij moeten ons dan leren wat het doel is en hoe je dat het best kunt bereiken. In ruil geven wij dan kaartles. Een spel dat lijkt op eenentwintigen, maar dan toch net iets anders. Het is zowat het kaartspel van de familie geworden.

Op zaterdag eten we worteltjes met worst. Dat is de keuze van Naud van 8. Hij is nogal kieskeurig en zal nog vele nieuwe gerechten moeten leren ontdekken. In de namiddag gaan de jongens naar de KSA. Dat moet je hun geen twee keer vragen. En ’s avonds mogen ze wel wat langer tv-kijken dan thuis: een of andere tekenfilm die we in de kerstvakantie opgenomen hebben. Dat is een gezonde compensatie voor het gemis van hun ouders. En Bran mag nog even langer voetbal kijken. Ik sta er alleen voor vanavond. En mijn oor is nog altijd getraind om vreemde geluiden te horen. Inderdaad, Naud ligt te snikken in zijn bed. ‘Ik mis mijn mama en papa!’ Het duurt enige tijd voor ik hem kan sussen met enkele gedachten aan leuke en mooie dingen.

Op zondag mag Naud naar een verjaardagsfeestje. Bran gaat met ons mee naar de eucharistieviering van elf uur. ‘Ik kan wel alleen thuisblijven,’ protesteert hij nog even zwakjes. Maar als hij in de Christus Koningviering van de Chiro de liedjes kan meezingen, is alles weer OK. En dan komt zijn grote moment: ’s middags proeven we konijn op grootmoeders wijze. Thuis gebeurt dat zelden, want hij is de enige die het lust.

 Ik ben benieuwd wat zijn volgende keuze zal zijn.

Jos