Vanavond vertelde ik aan de kinderen het oudtestamentische verhaal over Jozef en zijn broers, uit een kinderbijbel die we vorige week van de bibliotheek meebrachten. Ik herinner me nog goed hoe veel indruk het verhaal op mij maakte toen de juf van het derde leerjaar het in geuren en kleuren vertelde. Ook onze kinderen hingen vanavond aan mijn lippen. De reacties blijven niet uit. ‘Wat een stoute broers heeft die Jozef, zeg’. ‘Zoiets doe je toch niet…’ En wat zijn ze blij als ze horen dat Jozef in Egypte uiteindelijk een beter leven kan leiden, als hij de dromen van de farao uitlegt en hem helpt.
Op het moment dat Jozefs broers zelf naar Egypte reizen, wegens de hongersnood in hun land, en Jozef hen herkent, onderbreek ik het verhaal en vraag ik de kinderen hoe ze zelf zouden reageren als ze in Jozefs schoenen zouden staan. Ze geven een volgens hen logisch antwoord: ‘Ik zou hen niets geven, als straf voor wat ze deden.’ Dan vraag ik hen wat ze denken dat Jezus of God zou doen. Ook daar moeten ze niet lang over nadenken. Hun antwoord klinkt plotseling helemaal anders. ‘Hij zou hen te eten geven.’ „Waarom?”, vraag ik. „Omdat God van iedereen houdt”, zegt onze jongste van vijf spontaan.
Wat een prachtige reactie, die ik met plezier bevestig. Dankbaar maak ik er gebruik van om hen iets te vertellen over nieuwe kansen geven en krijgen en over vergeving. Bij onze zoon van acht maakt het een gesprek los over straffen en spijt hebben, over nieuwe kansen krijgen, maar wat als iemand blijft dezelfde fouten maken? Ja, ik denk dat het verhaal over Jozef ook bij hen iets losmaakte en zal blijven hangen. En dat mama er als kind ook van onder indruk was, ook dat onthouden ze wellicht.
Liselotte