Geld

‘Geef hem maar gauw vijf euro, daar zal hij wel tevreden mee zijn,’ zegt kleine Naud tegen zijn broer Bran. Hoe komen we nu toch bij deze centen uit? Bran mocht fietszakken gaan kiezen van zijn spaargeld, maar zijn ouders vonden het toch wat voorbarig dat hij zomaar meteen 150 euro op zak zou hebben.
Toch had hij die som stiekem meegenomen, maar o wee, hij was zijn geldbeugel ergens kwijtgeraakt. Het was overal zoeken geblazen. De meest onwaarschijnlijke plek is gewoonlijk de meest waarschijnlijke. Ik vond hem tussen de plooien van onze lange zetel.
Zo kon ik hem gauw geruststellen. Maar ik vroeg al lachend 10 procent voor de eerlijke vinder. En het was Naud die er als de kippen bij was om wat af te dingen.

Trouwens, het is niet altijd geld dat voor kinderen belangrijk is. Als zijn klasgenootjes langskomen voor een ‘slaapfuif’, wil hij hun graag wat hapjes aanbieden. En Bran herinnerde zich nog de heerlijke tapas van gerookte zalm die Ria ooit eens maakte. Hij heeft er meteen dertig besteld.

Het belangrijkste aan een gezinsviering in de kerk is voor Naud het slotmoment. Want dan mogen de kinderen die jarig zijn, naar voren komen om een snoepje in ontvangst te nemen. Dat laat hij zich geen twee keer zeggen. En hoewel het van hem een hele inspanning vraagt om een uurtje kalm en rustig te blijven, hij heeft het er blijkbaar voor over.

Op het voetbalveld kan hij zich beter uitleven. Soms worden wij al eens ingeschakeld als chauffeur naar en van het veld. Ook dat is voor de jongens telkens een heerlijke opportuniteit. Ze krijgen van thuis af en toe enkele euro’s mee voor een drankje of een snoepje. En ze weten dat er van ons dan meestal nog iets extra bijkomt.

Op de kermis moeten zij ook al verantwoord leren kiezen wat ze met hun zakgeld kunnen doen. Jong geleerd is oud gedaan en zo kun je ook hun verschillende karakters observeren. Bran heeft een hele verzameling pins en die wil hij zo mogelijk nog uitbreiden. Naud houdt meer van speelgoed dat beweegt of rolt.

Jos

Gevloerd

Kinderen leven dichter bij de vloer dan volwassenen. Dat is een waarheid als een koe. Ze spelen erop, ze vallen een paar keer per dag zonder veel schade, ze glijden en huppelen erop. Dat weet iedereen en we staan er niet bij stil. Maar wat ik vergeten was, is dat je als kind de vloer dus ook anders ziet en ervaart dan als volwassene. Dat de vloer op een andere manier in je lijf zit. Dat merkte ik afgelopen week tijdens een startavond van Welzijnszorg, Samen Tegen Armoede. Die ging door in de school die hoorde bij de ‘oefenschool’ waar ik als kind naartoe was geweest, tot mijn twaalfde. Ik had er sindsdien geen voet meer gezet.

Toen ik de grote zaal binnenkwam, snokte de vloer me naar beneden. Daar lagen, na vijftig jaar, nog steeds diezelfde tegeltjes! In een rare mengeling van blauw en oranjebruin vormden ze de rijen waar mijn voeten van vijftig jaar geleden over stapten, op weg naar een optreden of een rapportuitreiking. Het deed me letterlijk naar adem happen. Heel even waren die vijftig jaar verdwenen en was ik weer het meisje van elf dat liedjes zong in het koor ‘De Meiklokjes’. Mensen van toen vond ik er niet meer. Maar de vloer en de trapjes aan weerszijden van het podium zaten nog in mijn lijf, in mijn voeten en in mijn ogen.

Mijn vloer van hout en tapijt vormt nu wellicht een stukje ‘ondergrond’ voor mijn kleinzoon. Wie weet schiet hem over vijftig jaar ook weer lijfelijk te binnen hoe het voelde om daarop te spelen en te vallen. Ik zal er niet meer bij zijn, maar dat hoeft ook niet. De herinneringen zitten in zijn lijf gebakken, zoals bij ons allemaal.

Misschien is het ook zo, in ons lijf gebakken, dat we geloven in God. Dat hij sinds onze kinderjaren een rol speelt in ons leven en soms zo om ons heen is, dat we hem nauwelijks zien. Dat hij als vanzelfsprekend de vloer onder onze voeten is. Meer een kwestie van voelen en vertrouwen dan van weten. Maar daarom niet minder echt.

Kolet