Een kaarsje en een blauwe ballon

‘Wie heeft hier dit kaarsje aangestoken?’, vraag ik, als ik bij de kleinkinderen binnenkom. Zij zijn alleen thuis op een zaterdagmorgen en het kan soms gevaarlijk zijn als de kinderen met vuur spelen.
‘Ons mama,’ zegt Naud van 8. ‘Zij is vanmorgen vroeg al naar Mechelen getrokken, want zij moet vandaag een examen doen.’ Inderdaad, Kelly heeft al een diploma, maar ze wil toch nog een andere richting studeren, die beter aansluit bij haar huidige interesse. En van oudsher wordt er dan een kaarsje aangestoken, om niet te vergeten dat iemand een belangrijk werk aan het verrichten is.
Een brandende kaars verbindt en symboliseert de aanwezigheid van wie er op een bepaald moment niet is. Dat maakten we onlangs van heel  dichtbij mee in onze schoolgemeenschap. Een lerares had ongeveer een jaar geleden een tweeling gekregen, Morris en Leon.
Het was een veel te vroege bevalling en de twee jongetjes moesten maanden op intensieve zorgen verblijven. Met veel geduld en veel moed hadden de jonge ouders die moeilijke tijd doorgemaakt. En nu leek alles achter de rug.

Op oudejaarsavond waren de twee kindjes er nog bij in het huis van onze Koen en vooral Naud had veel met Leon gespeeld. En dan precies één maand later, in de kinderopvang, werd Leon het slachtoffertje van wiegendood. Eerst werd hij nog gereanimeerd en naar het ziekenhuis van Edegem overgebracht.
Daar kreeg hij een hartstilstand en deze keer kon de reanimatie niet meer baten. Hij overleed op de vooravond van zijn eerste verjaardag. En toch waren de moedige ouders met Morris in de kerk voor de kinderzegen rond het feest van Lichtmis.

Op de dag van het afscheid vroeg Naud spontaan: ‘Mag er een kaarsje branden?’ En vele kaarsjes waren er die avond te zien in de omliggende straten. En ook blauwe ballonnen, want dat was de lievelingskleur van kleine Leon. In de school hadden alle kinderen een ballon gekregen;

Ook kinderen moeten kunnen rouwen, want kinderverdriet kan heel diep en ontroerend zijn;

Jos

 

Waarom

Vorige week ben ik samen met mijn kleinzoon definitief het ‘waarom’-stadium binnengetreden. We keken samen naar zijn lievelingsfilm Junglebook. In de oude versie, waarin het scherm met de regelmaat van een klok secondenlang zwart wordt, zodat je de tijd krijgt om de heftige gebeurtenissen even te verwerken voordat de actie weer verder gaat. De rust die dat geeft, is helaas ouderwets geworden.

Shere Khan, de gevaarlijke tijger, zit in het struikgewas. Hij lacht gemeen en zegt dat hij Mowgli wil doden. Kleinzoon begrijpt het niet: ‘Waarom is Shere Khan zo boos op Mowgli?’ ‘Hij is boos op alle mensen’, zeg ik. Ik heb goed opgelet bij de vorige vertoningen. ‘Maar waarom?’ dringt kleinzoon aan. ‘Misschien hebben de mensen hem vroeger pijn gedaan’, leg ik uit. Kleinzoon kijkt me twijfelend aan. Er komt een spannend stukje film aan dat hij niet wil missen, dus laat hij me ermee weg komen. Maar ik voel aan mijn botten dat het laatste woord hierover nog niet gezegd is.

Voortaan zal ik eerlijke antwoorden moeten vinden op al zijn waarom-vragen. Hij zal genadeloos al mijn vanzelfsprekendheden ontmaskeren en mijn inconsequenties aan de kaak stellen. Boeiende en spannende tijden in het verschiet. Misschien moet ik alvast beginnen met oefenen.

Kolet