‘Kom maar mee naar boven, op het doksaal,’ zeg ik tegen Bran, die bijna dertien jaar wordt. In de vakantie gebeurt het al eens dat de kleinkinderen bij ons komen logeren. En het toeval wil nu dat er deze zondag een gedachtenisviering is voor mijn ouders.
Het principe van ‘verdeel en heers’ geldt nog altijd, als de twee jongens een uurtje rustig gehouden moeten worden. Want Naud van bijna tien kan zijn broer moeilijk missen, maar plagen is zijn tweede natuur. En dan moet Marie van veertien er telkens tussenkomen en de rol van haar mama overnemen. Te vroeg nog, vinden wij.
Dus blijft Naud beneden onder het waakzame oog van Ria. Ik wijs Bran de weg langs het torentrapje naar de ruimte waar de vrijwilligers om 11 uur de viering opluisteren, vlakbij het orgel. Ik geef hem ‘Zingt Jubilate’, het blauwe liedboek, waarin hij met zorg de nummers kan vinden voor deze zondag.
‘Daar heb je onze jongste koorzanger,’ grappen de anderen, want in de vakantieperiode wordt het handjevol getrouwen soms nog uitgedund. Ik kijk af en toe even of hij zijn weg vindt in het dikke boek en niet te veel contact zoekt met zijn kleine broer beneden.
Hij is wel onder de indruk van organist Dirk, die vooral bij het begin en het einde van de viering graag eens alle registers opentrekt. En tijdens de stille momenten zit hij naast Mady, onze buurvrouw, aan wie hij toch even moet vertellen dat wij de avond tevoren een openluchtconcertje meegemaakt hebben met de Romeo’s.
Toen die het liedje over de sirtaki begonnen te zingen, had een oudere dame van 80 hem vastgegrepen om voluit te dansen. Dat moest hij in een sms’je toch even aan zijn mama in Barcelona melden: ‘Hallo het is hier super leuk en de romeos waren super goed. Mvg, Bran. P.S. Ik heb daar met een bejaarde gedanst.’ ‘Goed zo, ik ben fier op jou,’ was haar antwoord.
‘En kende je de liederen uit het blauwe boek?, vraag ik hem achteraf. ‘Eigenlijk niet,’ moet hij eerlijk toegeven. En toch heb ik hem met volle overtuiging mee zien zingen.
Jos