Barcelona

‘Het is een mirakel dat ze nog leeft,’ zei de oude man van 91 jaar. Toevallig kwamen wij hen in de kerk tegen na de mis van elf uur. Jos, een man die van vele markten thuis is en die zich nu onder meer onledig houdt met schilderen en beeldhouwen. Hij wordt daarin bijgestaan door zijn vrouw Maria, die zijn hobby volmondig ondersteunt.

Wij hebben het gezin al jaren geleden leren kennen, in de tijd van de jeugdbeweging nog, zo ergens in het midden van de jaren 70. Toen gingen wij samen met hen als kookouders mee op kamp met VKSJ en Roodkapjes, op een boerderij ergens in de buurt van Miavoye-Anthée, het dorpje waar de dichter Paul Van Ostaijen op 32-jarige leeftijd overleed aan tbc.

In mei waren we in Malderen nog naar de recentste tentoonstelling gaan kijken. Toen was zijn dochter Vera er uiteraard ook bij en ze had ons rondgeleid en van een drankje voorzien. Het nieuws van de zinloze aanslag van 17 augustus bereikte ons toen we naar het zomerse beiaardconcert gingen luisteren.

‘Nu pas kunnen ze beginnen met opereren,’ vertelde Jos. Eerst werd Vera in een kunstmatige coma gehouden en pas na een week of twee kon de familie haar uiteindelijk vertellen wat er allemaal gebeurd was. ‘En ze kan al een beetje yoghurt eten,’ voegde Maria eraan toe. Nu de levensbedreigende situatie hopelijk opgeklaard is, kunnen de breuken behandeld worden.

Het zal wel een langdurige revalidatie worden. Maar Vera is een sterke vrouw. En wat ons vooral opviel, daar in de zijbeuk van de kerk, was hun geloof en vertrouwen in een goede afloop. We hoorden geen veroordeling of aanklacht. Maar eerder dankbaarheid omdat er nog hoop en leven was.

Via de sociale media volgen heel wat mensen de toestand op de voet. De kaarsjes van licht en hoop worden gedeeld en zullen uiteindelijk sterker blijken dan de angst en verschrikking die sommige mensen proberen uit te zaaien. De Ramblas zullen in de toekomst nooit meer zijn zoals voorheen. Wellicht komt er ergens een gedenkplaat, ook ter ere van Vera.

Jos

Ziek

De 2-jarige peuter is ziek. Het begon een paar dagen geleden en nu het weekend is, blijft hij hoge koorts houden. Papa is het hele weekend weg voor een opleiding, dus het is mama-tijd dit weekend. Het enige waar de peuter toe in staat is, is op de zetel hangen.
Ik zie al mijn plannen in het water vallen. De boeken van de bibliotheek moesten nog binnen. We kregen een uitnodiging om mee te gaan zwemmen met vrienden. Er waren leuke activiteiten te doen in de stad dit weekend. Ik wilde brood bakken, tulpen planten en nieuwe turnpantoffels voor de oudste gaan kopen.
Maar de peuter wil gewoon hangen, het liefste op mij. De televisie brengt een beetje soelaas. Hoe minder ik doe, hoe moeër ik er zelf van word. Tegen de late namiddag heb ik echt meer dan genoeg van het passief zijn. Ik ben één brok zelfbeklag. In de tussentijd is de woonruimte ook één grote chaos geworden.
Ik stuur een berichtje naar een vriendin. Die me oppept en zegt dat het oké is. Dat gewoon niets doen, óók oké is. Dat het voorbij zal gaan en dat ik me er het best niet al te veel tegen verzet. En dat ik een medaille verdien. Ze stuurt me een foto van haar woonkamer, die ook een rommeltje is. Ik voel me dankbaar, kan terug glimlachen en kruip opnieuw onder het dekentje met de kinderen dicht tegen me aan.

Lies

Woorden

We zijn met onze vierjarige kleinzoon op bezoek in zijn nieuwe klasje. Hij is onder de indruk van het grote houten winkeltje, met diverse koopwaren en een heuse kassa. Vol overgave tikt hij op de toetsen als wij braaf ons mandje met appels en broodjes komen betalen. Hij krijgt er niet genoeg van.

Een meisje kijkt het een poosje aan en gaat dan subtiel vlak naast hem zitten, achter de kassa. ‘Ik wil ook’, zegt ze zachtjes.
‘Dat meisje mag nu wel eens, hè?’ fleem ik. ‘Jij hebt er al lang mee gespeeld.’
Kleinzoon blijft onverstoorbaar zitten. ‘Samen spelen, samen delen!’ roept hij opeens luidkeels. Die slogan leerde hij in zijn vorige klasje. Het meisje probeert vergeefs met een vinger op een kassatoets te duwen.

Ik onderdruk mijn lach en leg kleinzoon uit dat ‘samen delen’ nu precies betekent dat hij op moet schuiven. Hij doet het, al is het niet van harte.

Vaste formuleringen zijn een toeverlaat in ons leven. ‘Alstublieft, dankjewel, graag gedaan, alles goed?’ En ook ‘Onze Vader’, ‘God zegene en beware je’ en ‘Vrede met jou’. Alleen is het belangrijk om nooit te vergeten wat ze betekenen. Wat we eigenlijk zeggen als we die woorden uitspreken. Voor kleinzoon én voor mij.

Kolet

 

Deugniet

Het valt niet mee om me te meten met onze kleinzoon Naud, die straks 10 jaar wordt. Hij heeft een sterk balgevoel en ik had hem een partijtje minigolf beloofd. Uiteraard met de fiets reden we naar het parcours dat 18 hindernissen telt.
‘De jongste mag beginnen,’ gaf ik sportief toe. En aanvankelijk hielden we nogal gelijke tred, tot hij ‘een hole-in-one’ maakte. Was het nu zuiver geluk of toch niet? Voor mij was het lang geleden.
De spelregels pasten we met enige soepelheid toe en het was vooral Naud die zich telkens over mij ontfermde. Wij verschillen precies 60 jaar en dat vindt hij wellicht een serieuze handicap.
Na het spel om ter minst strafpunten – 72 voor hem en 95 voor mij – zou de verliezer trakteren. In de cafetaria koos hij voor chocomelk, maar dan viel zijn oog op een soort van kermisattractie waar je voor 2 euro met een kraantje een verrassing kon wegplukken.
‘Dat is verloren geld,’ stopte ik hem af, ‘mogelijk het begin van een gokverslaving.’ En hij kreeg zijn zin niet. ‘Dan ga ik niet meer met je mee,’ begon hij te zeuren. Ik dronk rustig mijn glas leeg en wandelde dan weer naar onze fietsen. Ik was wel benieuwd hoe hij zou reageren.
Net toen ik wou vertrekken, zag ik in een flits zijn ondeugende snoetje achter het muurtje. En zo reden we verder. ‘Een ijsje lust je toch wel op deze warme dag?’ Ja, we kwamen voorbij de kinderboerderij en lieten het ons hartelijk smaken.
‘Ik weet nog een leuke plek waar we langskomen, een speelplein.’ Ook dit voorstel werd in dank aanvaard, maar toch voelde hij zich al wat te groot om in het zand te spelen. Een zakje chips van de Wereldwinkel kon er ook nog wel bij.
‘En nu kunnen we langs het Tekbroek naar huis,’ stelde ik hem voor. ‘Neen, dat is een enge weg door een dichte en donkere laan van bomen,’ protesteerde hij. Al bij al heeft hij een klein hartje, want op KSA-kamp is hij nog maar één keer geweest. ‘Goed, dan maar langs de fietsostrade naast de spoorweg.’

Fietsen met een kleinzoon zou vaker moeten kunnen.

Jos