Afrekenen

‘Dat zijn er vier!’ zegt mijn kleinzoon beslist als hij de koekjes op het bordje ziet.
Hij telt veel en bovendien is vier het getal dat een paar maanden geleden op zijn verjaardagstaart stond.
‘Als ik er eentje opeet, zijn het er nog drie’, weet hij.
‘Jij houdt wel van rekenen’, zeg ik.
‘Ja,’ antwoordt hij bedachtzaam, ‘maar niet van afrekenen. Want dat is vechten.’
Ik moet even diep nadenken om te begrijpen wat hij bedoelt. Maar hij heeft gelijk: met iemand afrekenen komt vaak neer op vechten.
Toch is vechten een normaal onderdeel van zijn leven. Regelmatig krijg ik complexe verhalen te horen over klasgenootjes die gestompt werden en waarvoor dan moet gevochten worden.
‘Kun je het niet uitpraten?’ probeer ik wel eens.
‘Nee, oma, ik had het al uitgelegd’, zegt hij dan. ‘Maar hij bleef stompen.’
Afrekenen dus, het blijkt de enige uitweg. Van rekenen naar afrekenen.
Ooit leer ik hem nog dat je ook van blazen naar afblazen kunt gaan. Van slaan naar afslaan.
Wie weet eindigt hij bij een volle aflaat.

Kolet

Omhoog kijken

Het is Lichtmisviering. Ouders met kleine kinderen zitten op de eerste rijen van de kerk, juist waar anders nooit iemand zit. Bij de start van de viering lees ik de mededelingen voor en mijn neefje van 3,5 wuift voorzichtig, blij dat hij mij herkent. De viering is kleurrijk en geanimeerd. Bij de schuldbelijdenis en de voorbeden komen ouders aan het woord. Vooraan staat een mooie boom die heel wat aantrekkingskracht uitoefent op het jonge volkje. Hier en daar gaat er eentje op verkenning, altijd tijdig teruggehaald door mama of papa. Andere kinderen kijken rond en zijn nieuwsgierig waar het geluid van de gong vandaan komt. Na de viering bij de kleine receptie stelt mijn neefje een belangrijke vraag: ‘Maar wie heeft die Jezus daar gehangd?’ Hij wijst naar de grote Christus op kruis die boven het koor hangt. Een mooie vraag. Misschien moeten wij soms ook wat meer omhoog kijken?

Els

Isaak

Als je graag eens met nieuwe oren naar een bekend Bijbelverhaal luistert, moet je het voorlezen aan kinderen. In de kinderwoorddienst in onze parochie was het verhaal van het offer van Isaak aan de beurt. Na het voorlezen lieten we de kinderen een schilderij van Rembrandt zien met dezelfde voorstelling. Een afbeelding die behoorlijk direct is, met een vastberaden Abraham die zijn hand op de mond van Isaak legt en hem zo achterover duwt voor de fatale snede met het mes. Bah, die papa legt zijn hand op de mond van Isaak en hij heeft niet eens zijn handen gewassen, gruwelt een van de kinderen. Elke tijd kent zijn eigen gevaren, denk ik glimlachend.

Twee andere kinderen vragen zich af waarom Isaak zo stil blijft liggen. Ik zou heel hard weglopen! Maar over één ding zijn alle kinderen het onmiddellijk eens: natuurlijk zou God nooit zoiets van ons vragen! Daar hoef je echt niet aan te twijfelen. Ze weten niet altijd veel te vertellen over God, maar hier zijn ze zeker van. Ze kunnen bijna niet begrijpen dat Abraham zoiets van God durfde te denken.

Daarna bekijken we samen een andere tekening van Rembrandt, die hij vele jaren later maakte, toen hij door het leven getekend en mild geworden was. De engel lijkt hier Abraham en Isaak te omhelzen en met zijn vleugels te beschermen. Abraham houdt het mes in zijn linkerhand en heel ver weg van Isaak, alsof hij hem echt geen kwaad wil doen. En hij houdt zijn hand niet voor Isaaks mond, maar voor zijn ogen: zoiets mag geen kind aanschouwen. We laten drie kinderen beide prenten uitbeelden en dan zien we meteen het verschil: dreiging wordt zorg, in de houding en gebaren van de kinderen.

Of hoe je met een op het eerste zicht gruwelijk Bijbelverhaal toch heel veel zachtheid kunt ervaren.

Kolet