‘Dat zijn er vier!’ zegt mijn kleinzoon beslist als hij de koekjes op het bordje ziet.
Hij telt veel en bovendien is vier het getal dat een paar maanden geleden op zijn verjaardagstaart stond.
‘Als ik er eentje opeet, zijn het er nog drie’, weet hij.
‘Jij houdt wel van rekenen’, zeg ik.
‘Ja,’ antwoordt hij bedachtzaam, ‘maar niet van afrekenen. Want dat is vechten.’
Ik moet even diep nadenken om te begrijpen wat hij bedoelt. Maar hij heeft gelijk: met iemand afrekenen komt vaak neer op vechten.
Toch is vechten een normaal onderdeel van zijn leven. Regelmatig krijg ik complexe verhalen te horen over klasgenootjes die gestompt werden en waarvoor dan moet gevochten worden.
‘Kun je het niet uitpraten?’ probeer ik wel eens.
‘Nee, oma, ik had het al uitgelegd’, zegt hij dan. ‘Maar hij bleef stompen.’
Afrekenen dus, het blijkt de enige uitweg. Van rekenen naar afrekenen.
Ooit leer ik hem nog dat je ook van blazen naar afblazen kunt gaan. Van slaan naar afslaan.
Wie weet eindigt hij bij een volle aflaat.
Kolet