De klokken

Op zaterdag is er zwemles in het zwembad van het naburige MPI. Mijn twee neefjes hebben na elkaar een half uurtje zwemles. De oudste van 4 gaat alleen, achter het gesloten gordijntje, terwijl mama wacht. In tussentijd ga ik met de jongste van 2,5, mijn petekind, spelen in het bos en de speeltuin net buiten het zwembad. Op bezoek gaan bij de kippen en ganzen is nog een brug te ver.

Na een half uur zijn de rollen omgekeerd: mama gaat het water in met de jongste en ik maak met de oudste van een wandeling, deze keer wel naar de kippen en ganzen. Net naast het kippenhok ontdekken we opeens drie openluchtmuziekinstrumenten: een houten xylofoon, een ijzeren xylofoon en drie grote triangels. Mijn neefje klopt er duchtig op los. Bij de triangels zegt hij plots: ‘Hé, dat klinkt als de kerk’. En inderdaad, ik hoor er ook kerkklokken in.

Hij blijft even stilstaan, maar loopt dan vrolijk verder richting de kippen. Soms hoeft kerk helemaal niet ver te zijn.

Els

Wereldbol

‘Oma, weet je dat wij wonen op een wereldbol?’ vraagt mijn kleinzoon.

Ik knik. Dat ga ik niet ontkennen.

‘Op het einde van alle landen is er de zee’, legt hij uit. ‘En dan gaat er een waterval weer helemaal naar boven.’ Hij maakt grote armgebaren. Ik zie het voor me.

Kleinzoon probeert al die rare dingen waar grote mensen in geloven in elkaar te passen. Dat is een hele opgave.

Even later heeft hij het over eb en vloed. ‘De maan trekt aan het water van de zee’, vertelt hij. ‘Met zwaartekracht of zo. En als ze stopt met trekken, komt het water weer terug.’

Ik zou het zelf niet beter kunnen uitleggen.

We zijn pas naar een film over een heks geweest, die zonder moeite een tafel ondersteboven tegen het plafond kon toveren. Dat vond kleinzoon geweldig. De zwaartekracht is duidelijk nog niet allesoverheersend in zijn denkwereld.

Gelukkig maar. Hij mag nog even luchthartig en lichtvoetig zijn.

Er is nog plaats voor spoken en elfjes en andere vliegende wezens in zijn wereld. En ook voor God. Hopelijk blijft die laatste voor altijd in zijn buurt.

Kolet

Het verhaal van een stukje gips

Ik heb een hekel aan rommel.

Het is heus niet zo dat je bij mij van de vloer moet kunnen eten, maar ik heb een hekel aan hoopjes van papier, kousen (waarom telkens slechts één helft van het paar?), stylo’s waar geen druppel inkt meer uitkomt, paperclips, een gebruikt plastic lunchzakje, elastiekjes voor in het haar en dringend-te-betalen rekeningen. Op een of andere manier klitten die telkens samen met nog een paar niet genoemde voorwerpen en grijnzen me aan vanop een vensterbank, een stoel, de schouw of zomaar op de grond, ergens in een hoekje van de kamer.

Dergelijke hoopjes verstoren mijn innerlijke rust. Ik word gekwetst tot in het diepst van mijn gevoel voor harmonie en schoonheid. Vervolgens word ik een strijder. De Alles-voor-Orde, Orde-voor-het Gezin-strijder. Ik vervolg de schuldigen en blijf, de hele dag lijkt het wel, bezig met het herstellen van de oorspronkelijke rust en harmonie.

En ik word er zo vreselijk moe van.

Nog niet zo lang geleden had ik een klein ongelukje met grote gevolgen. Mijn verzwikte enkel en gebroken voet mochten voor minstens zes weken in het gips.

Erger dan de pijn, erger dan het ongemak vond ik het feit dat ik niet meer kon recht springen om de dingen terug mooi te maken. Mijn gezinsleden moesten al zoveel van mijn taken overnemen. Ik kon hen echt niet vragen om ook nog eens die boeken of de post meteen op hun plaats te leggen, de charcuterie op een houten plankje (met een toefje peterselie, graag) te schikken, het aanrecht elke avond blinkend achter te laten.

Ik zat op mijn stoel met mijn pootje in de lucht en zag hoe van dag tot dag de rommel groeide.

En, heel geleidelijk, ontdekte ik dat dit eigenlijk zo erg niet was. Ik stelde vast dat om de zoveel dagen één van mijn gezinsleden zich zelf eraan begon te ergeren en iets aanpakte. En dat voor de rest iedereen het prima vond. Er werd wel eens gesakkerd op de fruitvliegjes (‘Dat krijg je als je etensresten niet meteen opruimt’, kon ik niet nalaten te zeggen.) Of wanneer er iets was zoekgeraakt. (Dan zei ik niets, maar dacht des te meer).

Maar alles samen, eerlijk, er was meer rust in mijn gezin dan wanneer ik als een Inquisiteur van Rust en Harmonie alle rommel meteen liquideerde.

Binnenkort mag mijn been uit het gips. Een stukje van het gips wil ik houden, om op de keukenvensterbank te leggen. Misschien zal het er wat rommelig uitzien, maar ik hou van het verhaal dat het vertelt: dat een mens zo onrustig wordt van het najagen van rust. En dat er in harmonie heerlijk veel rommel mag zitten.

Katie

Steek

Mijn moeder is erg verdrietig. De reden is mijn broer. Hij heeft een buitenechtelijke relatie. Nu zijn vrouw het ontdekt heeft, is niets nog hetzelfde.

We willen het contact met haar zeker niet verliezen. We weten hoe goed zij zorgt voor hun kinderen en hoe lief ze is voor mijn ouders. Voor mij is ze een vriendin geworden. We dachten dat we bij elkaar hoorden en dat doen we ook. Mijn broer liet een serieuze steek vallen en heel ons netwerk ligt in de knoop. Ik heb sindsdien alleen maar contact met mijn schoonzus, niet met mijn broer. Het enige wat ik hoop is dat hij zo snel mogelijk en voorgoed een punt zet achter die nieuwe relatie. Dat doet hij dus niet. Voorlopig? Hij kan niet kiezen. We staan machteloos.

Geluk is broos. Niets is nog wat het was. Wat overeind  blijft, is een beetje hoop en kracht om staande te blijven en er voor mekaar te zijn.

Ruth