Ik heb een hekel aan rommel.
Het is heus niet zo dat je bij mij van de vloer moet kunnen eten, maar ik heb een hekel aan hoopjes van papier, kousen (waarom telkens slechts één helft van het paar?), stylo’s waar geen druppel inkt meer uitkomt, paperclips, een gebruikt plastic lunchzakje, elastiekjes voor in het haar en dringend-te-betalen rekeningen. Op een of andere manier klitten die telkens samen met nog een paar niet genoemde voorwerpen en grijnzen me aan vanop een vensterbank, een stoel, de schouw of zomaar op de grond, ergens in een hoekje van de kamer.
Dergelijke hoopjes verstoren mijn innerlijke rust. Ik word gekwetst tot in het diepst van mijn gevoel voor harmonie en schoonheid. Vervolgens word ik een strijder. De Alles-voor-Orde, Orde-voor-het Gezin-strijder. Ik vervolg de schuldigen en blijf, de hele dag lijkt het wel, bezig met het herstellen van de oorspronkelijke rust en harmonie.
En ik word er zo vreselijk moe van.
Nog niet zo lang geleden had ik een klein ongelukje met grote gevolgen. Mijn verzwikte enkel en gebroken voet mochten voor minstens zes weken in het gips.
Erger dan de pijn, erger dan het ongemak vond ik het feit dat ik niet meer kon recht springen om de dingen terug mooi te maken. Mijn gezinsleden moesten al zoveel van mijn taken overnemen. Ik kon hen echt niet vragen om ook nog eens die boeken of de post meteen op hun plaats te leggen, de charcuterie op een houten plankje (met een toefje peterselie, graag) te schikken, het aanrecht elke avond blinkend achter te laten.
Ik zat op mijn stoel met mijn pootje in de lucht en zag hoe van dag tot dag de rommel groeide.
En, heel geleidelijk, ontdekte ik dat dit eigenlijk zo erg niet was. Ik stelde vast dat om de zoveel dagen één van mijn gezinsleden zich zelf eraan begon te ergeren en iets aanpakte. En dat voor de rest iedereen het prima vond. Er werd wel eens gesakkerd op de fruitvliegjes (‘Dat krijg je als je etensresten niet meteen opruimt’, kon ik niet nalaten te zeggen.) Of wanneer er iets was zoekgeraakt. (Dan zei ik niets, maar dacht des te meer).
Maar alles samen, eerlijk, er was meer rust in mijn gezin dan wanneer ik als een Inquisiteur van Rust en Harmonie alle rommel meteen liquideerde.
Binnenkort mag mijn been uit het gips. Een stukje van het gips wil ik houden, om op de keukenvensterbank te leggen. Misschien zal het er wat rommelig uitzien, maar ik hou van het verhaal dat het vertelt: dat een mens zo onrustig wordt van het najagen van rust. En dat er in harmonie heerlijk veel rommel mag zitten.
Katie