Sproetjes

Wij hebben een dochter met sproetjes. Haar hele gezicht is ermee bezaaid. Het hoort bij haar, het maakt haar uniek. In de zomer worden de sproetjes duidelijker, in de winter verbleken ze weer een beetje. Als jonge mama raakte ik er nauwelijks op uitgekeken.

Toen ze klein was vertelden wij haar op een dag, dat we die sproetjes één voor één op de juiste plek hadden gezet, om dit resultaat te bereiken. Ze luisterde met open mond naar dit verhaal. Dat we zo veel moeite hadden gedaan om elk sproetje precies goed te plaatsen, dat vond ze heel indrukwekkend.

Later begreep ze dat het niet klopte, maar ze nam toch de boodschap mee die wij ermee hadden willen geven: dat ze voor ons heel bijzonder was, dat we haar kenden en van haar hielden van kop tot teen met elk detail dat bij haar hoorde. Ze herinnert zich nog altijd dat sproetjesverhaal.

Nu heeft ze een lieve vriend die ongetwijfeld haar sproetjes telt. Die van haar houdt en voor wie ze uniek is. Die haar kent zoals God ons allemaal kent, in hart en nieren.

Zelfs de haren op ons hoofd zijn geteld, staat er in de bijbel. Dus zeker de sproetjes.

Kolet

 

Om wie je bent

Sinds vorig jaar wil onze zoon van tien in zijn eentje te voet naar school. Voor hem een stap naar zelfstandigheid. Voor ons een oefening in loslaten en vertrouwen. Zoals elke ochtend geef ik hem een knuffel, terwijl ik kijk of hij al zijn spullen bij zich heeft.

„Je weet toch wel hoeveel ik van je hou”, zeg ik plotseling vanuit een vlaag van moederliefde. „Dat weet ik”, zegt hij en voegt er, half vragend, aan toe: „Omdat ik zo goed mijn best doe en goeie punten haal?” Even ben ik uit mijn lood geslagen. Dat is niet hoe ik het aanvoel of wat ik hem wil meegeven. „Neen, niet omdat je goeie punten haalt”, zeg ik vlug. Hij kijkt mij verwonderd aan. Hoe leg ik dat nu uit, wetend dat de klok intussen onverbiddelijk voort tikt en ik het lange haar van zijn jongere zus nog dien uit te kammen?

Ik besef dat wat ik nu zeg cruciaal is en dat het nu dient te gebeuren of het moment is weer weg. Gelukkig komen de woorden vanzelf. „Ik hou van je om wie je bent”, zeg ik. „Niet om wat je allemaal doet en kunt. Natuurlijk is het fijn voor mij en papa dat je zo goed je best doet, maar als er morgen iets gebeurt waardoor je bepaalde zaken niet meer kunt, zullen wij je nog even graag zien als vandaag. Begrijp je dat?”

Hij knikt en vertrekt haastig naar school. Het gesprek blijft de hele dag bij mij nazinderen en ik hoop eigenlijk ook bij hem. Je kind onvoorwaardelijk graag zien, is een ding, dat hij of zij het ook zo ervaart, is nog iets anders.

Enkele dagen later geef ik dezelfde boodschap aan zijn zus. „Je weet toch wel dat ik je graag zie?” „Om wie je bent”, voeg ik er meteen aan toe. Ze knikt en ik koester dezelfde hoop als bij haar broer. Kinderen laten beseffen dat ze geliefd worden om wie ze zijn, is dat niet het mooiste geschenk dat je hen kunt geven. En is het niet dat verlangen dat wij allemaal koesteren?

Liselotte