Trouwen

‘Ik hoop dat jullie die avond zeker thuis zijn, ‘ had onze dochter Lieve gezegd. Zij komt ons af en toe interviewen over opvoeding van kinderen en zo. Zij is net de 40 voorbij en geeft Nederlands aan volwassenen in Brussel. Heel wat migranten zitten bij haar in de klas.

Zij heeft al een bijzonder parcours doorlopen in haar boeiende leven met veel zorg en variatie. Haar studiekeuze op 18 was niet zo gemakkelijk. Kiezen is soms moeilijk voor haar. Ik herinner me nog dat wij toen gewerkt hebben met eliminatie.

En wat bleef er uiteindelijk over? Kunstwetenschappen. Misschien een vak dat niet zo meteen in de markt ligt, maar de basis is belangrijk. En met al die knowhow van schoonheid en zorg voor de schepping heeft zij na haar tijd in Leuven een wereldreis ondernomen met haar vriendin.

Voor ons was dit ook een bijzondere aangelegenheid, want wij zijn haar tussen Kerstmis 2001 en Nieuwjaar gaan bezoeken in Nepal. Kathmandu en Bhaktapur gaven ons toch wel een echte cultuurschok.

Misschien kreeg zij de weerbots van die avontuurlijke reis, want een tijdje later ging het niet zo goed met haar. Voor een burn-out was zij wellicht nog wat jong, maar een depressie kondigde zich aan. Wij hebben haar dan zo goed mogelijk opgevangen, haar werk stopgezet en haar enkele maanden rust gegund.

Het waren moeilijke tijden, maar stilaan ging het weer beter. Zij beseft zelf maar al te goed dat zij moet leren luisteren naar de signalen van haar lichaam en haar geest. Onlangs ging zij zelfs in Drongen een weekje op ‘retraite’ om haar leven wat in ogenschouw te nemen.

En dan die avond kwam het eruit: ‘Zij kende haar vriend Sam nu al enkele jaren.’ En inderdaad, binnenkort gaan zij trouwen. De datum is vastgelegd voor de zomer. Zij zijn al op bezoek geweest bij een wijze pater om zich wat voor te bereiden. Voor ons en onze andere kinderen was het een verrassing, maar de vormen van vandaag zijn niet meer wat zij in onze jeugd waren.

Ze zien er allebei gelukkig uit en dat is toch wat telt.

Jos

Maria moet mee

Zaterdagnamiddag heb ik een vaste afspraak. Ik pik mijn grootouders op en we rijden naar mijn ouders. Standaard is er koffie en vlaai. Oma strijkt, plooit was, schilt appels, als ze maar bezig kan zijn. Opa leest de krant, wandelt wat rond of zit gewoon gezellig mee aan de keukentafel. Ondertussen praten we over koetjes en kalfjes. Vaak zijn ook de achterkleinkinderen bij moeke en peke en speelt opa mee.

Zo ook op die zaterdag: mijn nichtje van 2,5 stapt vastberaden binnen, het plastic Mariabeeldje gevuld met Lourdeswater dat mijn ouders afgelopen zomer meebrachten. ‘Maria moet mee’, zo zei ze. Meer uitleg kwam er niet. Ze hield Maria de hele namiddag vast. Kinderen hebben niet veel woorden nodig.

Els

Dinosaurussen

Net zoals peuterkoppigheid of puberpukkels is de dino-obsessie een fase waar heel wat kinderen (vooral jongens?) doorheen moeten. Ze memoriseren hun ingewikkelde Latijnse namen en kunnen tot in de details vertellen over hun gevaarlijke krachten, hun voedsel en hun afmetingen. Dino’s zijn fascinerend, maar hun jonge fans die er helemaal in opgaan, zijn dat in mijn ogen nog veel meer.

Ik wist al dat de trend de generaties overstijgt. Mijn jongste zoon, die stilaan naar de dertig gaat, maakte het stadium door en kwam er goed doorheen. Nog steeds kent hij een aantal namen en kenmerken, al moet hij er wat langer naar zoeken.

Mijn kleinzoon van zes zit er middenin. Hij heeft een verzameling plastic dino’s met opengesperde bekken. Daar speelt hij meestal niet echt mee, maar hij zet ze in paren bij elkaar en legt dan uit wie van beide in een gevecht gegarandeerd het onderspit zal delven. Daarvoor haalt hij alle bloederige details die hij kent uit de kast. Ik kan meestal alleen maar knikken en hopen dat hij snel een ander gespreksonderwerp aansnijdt.

Maar de dino-gekte is niet enkel iets voor het westen. In India was ik op bezoek in een Engelstalige lagere school. De kinderen en ik wisselden weetjes uit over het weer, de vervoersmiddelen en de wilde dieren in ons beider landen. Over dat laatste was ik heel wat sneller uitgepraat dan zij, die hele verhalen hadden over hoe aapjes het lekkers soms uit hun handen pikten terwijl ze in de tuin zaten te snoepen. En hoe ze onderweg met de auto weleens moesten stoppen omdat er olifanten overstaken.

Toen stak een jongen van een jaar of negen zijn hand op. Of ik iets wilde vertellen over de dinosaurussen in mijn land. Ik dacht eerst dat ik hem niet goed had begrepen. Maar hij drong aan: die dino’s, hoe groot waren die en waar leefden ze precies?
De angst sloeg me om het hart. Ik voelde dat ik onvermijdelijk op een ontgoocheling afstevende. Hij zou iets verliezen wat hem met plezier en opwinding vervulde: het geloof dat er nog levende dino’s waren, weliswaar ver weg, maar toch bereikbaar, ooit misschien. Voorzichtig begon ik te vertellen over het museum in Brussel, waar je tussen de skeletten van de dino’s kunt wandelen en zelfs hun vermoedelijke stem kunt horen. Dat het dan net leek alsof ze echt waren, troostte ik hem. Maar ik kon niet anders dan uitleggen dat dino’s al heel lang niet meer op aarde leefden.

Hij knikte zonder te glimlachen. Hij verbeet manmoedig zijn verdriet, de pijn die je voelt als je iets verliest waarin je sterk hebt geloofd. Zijn juf glimlachte wel, een beetje verontschuldigend.

Later hoorde ik de Indische kinderen spelen op de speelplaats. Het klonk precies zoals hier, ook al spraken ze een heel andere taal. Ik weet dat de jongen er wel overheen komt. Zijn fascinatie voor dino’s zal sowieso verdwijnen. Hij zal in andere dingen geloven, hopelijk net zo sterk. Hij was een heerlijke mens om te ontmoeten.

Kolet