Falen

Kerstmis 2018. De kerstboom staat voor één van onze vouwgordijnen. Al zingend trek ik het omhoog en het radartje begeeft het. Dit vouwgordijn gaat voorgoed naar beneden want bij navraag in de winkel is dat type vouwgordijnen niet meer in de handel. Geen herstel mogelijk. We leven dus nu winter en zomer met één vouwgordijn naar beneden. Bovendien hebben we tot op de draad versleten zetels en een oude muziekinstallatie met kapotte afstandsbediening wat betekent dat we elke cd van begin tot einde moeten beluisteren.
In coronatijden zie ik dit alles toch in een ander licht. Het lijkt alsof ik die kleine imperfecties dankbaar ben. Ze hebben me minstens een beetje geleerd om te gaan met gebrek, met ergernis, met dat wat onvolkomen is. In volle coronacrisis erger ik me ook, aan mensen die niet voldoende afstand bewaren bijvoorbeeld. Het helpt me om mijn ergernis vast te stellen en ze toe te geven. Ik erger me soms aan mijn man, aan onze kinderen, aan mezelf. Dat is oké. Mijn ergernissen vertellen me veel over mezelf. Als ze er mogen zijn, worden ze milder. Ons huis is niet perfect en ik ben er toch tevreden. Ons gezin is verre van een droomgezinnetje maar ik heb mijn gezinsleden liever dan wie ook ter wereld. Zelf ben ik een twijfelaar maar dat hindert me niet meer zo. Je hoeft je niet te schamen om te falen, want wie probeert, die wint. Deze laatste zin heb ik niet zelf uitgevonden…

Ruth

Woensdag in coronatijden

Op woensdagmiddag dwaal ik wat verloren door het huis. Overal zie ik ‘relieken’ van kleinzoon: een halfafgewerkt Lego-bouwsel, zijn keukenschortje aan de haak, een leesboek. Ik vind zelfs nog een autootje achter de gordijnen.
Maar kleinzoon komt niet vandaag, net zoals vorige week en de weken die nog volgen. Geen pannenkoeken, geen bezoekjes aan bibliotheek of bioscoop, geen fietstochtje naar de speeltuin. Corona vormt een onzichtbare grens tussen veel grootouders en kleinkinderen.
We behelpen ons met filmpjes en geluidsfragmenten, met online gesprekjes en zelfs met even wuiven achter het raam op onze zondagse fietstocht. De postbode doet overuren om de kaartjes te bezorgen. Maar het is natuurlijk niet hetzelfde.
Op de logeerkamer waar kleinzoon soms blijft slapen, liggen de knuffels klaar. Ik denk opeens terug aan zijn laatste logeerpartij. Toen ik hem ’s ochtends wakker maakte omdat hij naar school moest (dat klinkt nu als iets uit een vorig tijdperk!), zei hij vrolijk: ‘Ik ging juist aan een nieuwe droom beginnen, oma!’
Zelfs als kleinzoon slaapt, kijkt hij naar de toekomst. Zoals alle kinderen, verlangt hij naar wat komen zal. In het volste vertrouwen dat hij het aankan en dat het goed zal zijn. Dat is de houding die ons vandaag allemaal van pas komt. Zodat we – nog liever vandaag dan morgen – aan een nieuwe droom kunnen beginnen.

Kolet

Dilemma in bevreemdende tijden

“Heb je een momentje?”, sms’te ze. “Ik wil iets overleggen”. Het is het tweede – gelijkaardige – verhaal dat ik vandaag beluister. Ze werkt in de zorg. Als werknemer in de zorg is het in deze coronatijden alle hens aan dek. Voor gezonde werknemers wordt het een uitputtingsslag, maar wat doe je als je als zorgkundige zelf tot een risicogroep behoort? De overheid is formeel: thuisblijven. Maar zo werkt het niet in haar hoofd. Is het wel zo zwart-wit? Kan je je collega’s op dit moment in de steek laten? Kan je je cliënten achter laten? Hoe neem je als christen in deze situatie ten volle je verantwoordelijkheid? Wat is de plaats van zelfzorg in dit verhaal? Hoe ga je op een milde manier om met je eigen fysieke kwetsbaarheid terwijl je de noodroep hoort van de organisatie waarvoor je werkt?
Ook al vraagt men haar om er voor de volle 100% te zijn, ‘alles of niets’ is voor haar geen optie. ‘Alles’ kan ze niet, ‘niets’ wil ze niet. En wat is ‘alles of niets’ op dit moment van haar levensweg?

Ieder heeft in dit verhaal zijn eigen belangrijke rol. De invulling ervan is zoeken, afdalen in de stilte van je hart om te beluisteren wat jouw antwoord kan en mag zijn.
We overleggen over hulp vanop afstand, mensen die je kan inschakelen om je fysieke plaats in te nemen, manieren van solidariteit in alle mogelijke vormen en soorten. We moeten creatief zijn, want we kunnen niet terugvallen op eerdere, gelijkaardige ervaringen. We moeten snel beslissen, terwijl een doordacht en doorvoeld antwoord tijd vraagt. Ik hoop op wat momenten van rust, bij elk van ons, om sereen te blijven. Bergen toiletpapier zijn niet nodig, maar wel veel bergen gezond verstand en bergen vertrouwen in onze innerlijke weg.

Sylvie

Spoed

‘En zal papa niet te emotioneel zijn, als hij dit verneemt?,’ vraagt onze kleinzoon Bran van bijna 16. Wij zitten al enkele uren op de spoedafdeling van het ziekenhuis. Het is nu eenmaal de taak van een grootvader om de mobiliteit te verzekeren waar dat kan.

Het leek eigenlijk een rustige donderdagavond te worden. Maar dan kwam ineens dat telefoontje van mama Kelly. Bran was zoals gewoonlijk naar het wekelijkse potje badminton in de sporthal. Want sporten is gezond voor een jonge kerel. Of zij even onze auto mocht lenen, want de papa was op een feestje van het werk.

Snel naar de plaats van het onheil. Bran had zich verstapt na de wedstrijd: knieschijf uit de kom. Het zal ook wel met de groei te maken hebben, want de laatste jaren is hij de hoogte ingeschoten. Zo merk je dat de knieën in onze familie toch wel het zwakkere broertje zijn.

Dan maar ineens naar de spoed. Maar rond half negen ’s avonds is dat blijkbaar geen goed idee. Nog enkele ouders zaten hier met kindjes te wachten. Mogelijk heeft ook het coronavirus voor een stuk deze drukte bepaald.

De wachtbeurten tussen de opname en enig onderzoek en eventueel behandeling kunnen aardig oplopen. Met kleurtjes worden de patiënten gewaarschuwd. Rood gaat meteen door, maar blauw zou wel eens een uur of vier kunnen duren. Maar toch overheerst het gevoel van dankbaarheid dat we hier naartoe kunnen.

Ondertussen is het zaak om veel geduld te oefenen. Ik vraag me af hoeveel uren van zijn leven een ouder of grootouder in het ziekenhuis doorbrengt met gewoon maar wachten? Ik durf het niet op te tellen. Maar leuke contacten leggen met andere ouders en kinderen helpt toch heel wat. En daar is Bran zeer goed in.

Als we uiteindelijk tegen één uur ’s nachts met een lang been in de plaaster naar huis kunnen, is het meeste leed geleden. Twee dagen niet naar school en dan een maand nog een ondersteunende brace. ‘Eigenlijk had ik een voorgevoel en het wordt kapot moeilijk om op school trappen te doen,’ besluit Bran filosofisch.

Jos

Dank u wel

Kleinzoon en ik zijn in het winkelcentrum op zoek naar vetbollen voor de vogeltjes. In de ene na de andere winkel vangen we bot. Blijkbaar is vogelvoer een seizoensproduct en zijn wij rijkelijk laat. De mezen in ons tuintje rekenen nochtans op ons en dus zoeken we verder.
In de volgende winkel vraag ik het netjes aan een winkelmevrouw. ‘Heeft u ook vogelvoer, van die vetbollen om op te hangen in de tuin?’
De mevrouw kijkt op van de doos die ze bezig is uit te pakken. ‘Nee, dat verkopen wij hier niet’, zegt ze.
‘Ok, dank u wel’, antwoord ik, terwijl ik me al omkeer om weer naar buiten te gaan.
Maar kleinzoon zegt luidkeels: ‘Oma, waarom zeg je dank u wel als die mevrouw geen vogelvoer voor ons heeft? We hebben toch niks gekregen? Dan hoef je toch niet dank u wel te zeggen?’
Ik zwijg perplex en zie in mijn ooghoeken de winkelmevrouw grijnzen. Kleinzoon heeft een punt. Zijn vragen worden met de dag pertinenter en moeilijker te beantwoorden. Maar deze keer ziet hij het toch fout, vind ik.
‘Die mevrouw heeft mij een vriendelijk antwoord gegeven’, leg ik uit. ‘En dus heb ik wel iets gekregen. En daar kun je dan ook voor bedanken.’
Kleinzoon denkt na en zwijgt terwijl we naar de volgende winkel sjokken, waar we uiteindelijk toch vogelvoer vinden. Beleefdheid en vriendelijkheid mogen grenzeloos zijn. Dat kun je niet vroeg genoeg leren.

Kolet