Nooit meer bang

Onze dochter kreeg onlangs haar rapport. Uit een van de opmerkingen van de juf blijkt dat genuanceerd denken en zich kunnen inleven in diverse argumenten pro en contra bij een stellingenspel haar goed afgaat. „Ah ja, dat stellingenspel, dat herinner ik me nog”, zegt haar oudere broer die op de achtergrond meeluistert. „Of je wilt weten wanneer je doodgaat?” 

Verbaasd kijk ik op. „En? Wil jij weten wanneer je doodgaat?” „Tuurlijk”, zegt hij. „Dan weet ik tenminste hoeveel tijd ik nog heb om alles te doen wat ik wil.” „En wat wil je dan nog allemaal doen?”, vraag ik geamuseerd. „O gewoon, van alles…” 

Even is het stil. „Je zou het ook kunnen omdraaien”, zeg ik. „Als ik zou weten wanneer ik doodga, zou ik net gevoel hebben geen tijd genoeg meer te hebben en de dood voortdurend als een donkere wolk dichterbij zien komen. Ik weet het eigenlijk liever niet. Nu kan ik elke dag ten volle beleven.”

Zoonlief kijkt me bedachtzaam aan. „Maar mama, ik ben helemaal niet bang voor de dood, want als we dood zijn, zijn we voor altijd bij God. Iets mooiers kun je je toch niet wensen.”

Opnieuw ben ik verbaasd. „Dat is inderdaad een mooi vooruitzicht”, lach ik blij verrast. „Ik wist niet dat je er zo over dacht.”

„Ik zie het zo”, zegt hij. „We zijn hier op aarde op stage. Om te oefenen voor als we bij God zijn.”

Ik kan niet anders dan zijn overtuiging beamen. „Inderdaad, ons aardse leven is slechts tijdelijk. We kunnen maar zo goed mogelijk ons best doen. Dat zal God fijn vinden.”

„Dus mama, nu weet je het: doodgaan is niet erg! En kijken we nu televisie?” 

Liselotte

Pakjes

‘Dit is het spannendste geschenk, dat je in je leven al gekregen hebt,’ vertel ik aan Janne van bijna 15 als ‘cryptische omschrijving’. Zij was mijn ‘mystery guest’ tijdens de online trekking van de nieuwjaarscadeautjes. Op voorhand waren de pakjes al veilig thuis geleverd.

Op deze doordeweekse woensdagnamiddag hebben de kinderen een zoomsessie georganiseerd om heel wat raadsels te onthullen. Vorige jaren gebeurde dit met hapjes en drankjes en een wandeling kort na Nieuwjaar. Maar ondertussen hebben wij de knepen van de virtuele communicatie al aardig onder de knie.

Een voor een hadden wij in de voorbije maanden onze kinderen in een kleine bubbel thuis ontvangen om hun verjaardag van het afgelopen jaar te vieren. Het was meteen ook een gelegenheid om via een lekkere afhaalmaaltijd de plaatselijke horeca wat te ondersteunen.

Ook deze namiddag maakte ik eerst een kleine wandeling met ons Mieke en Lut van 13. Zij had enkele belangrijke vragen voor mij. Al kuierend door het veld zijn wij op vijf minuten bij de nieuwe begraafplaats, die pas enkele maanden in gebruik is.
Zij wilde weten of ik veel pijn had, maar ik kon haar geruststellen met de boodschap dat de dokters tevreden zijn, omdat mijn toestand stabiel is. En dat wij dit hopelijk nog lang zo mogen houden.
En zo komen wij voorbij de assenweide en de waterurn, waarin de as aan de aarde toevertrouwd wordt. Wat verderop zien wij de eenvormige grafstenen, zowel voor de begrafenis van een kist als van een urne. En nog verder staat de muur voor het opbergen van de urnen tussen een aantal druivenstokken.
Het is een rustgevende plek, te midden van het park rond het Fort van Liezele. Ik wijs haar een paar grafplaatjes aan van mensen voor wie ik mocht voorgaan in de uitvaartliturgie van de laatste maanden. Lut zelf heeft uiteraard haar keuze van begraven nog niet gemaakt. ‘Voor mijzelf heb ik al een idee,’ vertel ik haar.

Wij zijn op tijd terug thuis voor het zoomen. Na veel giswerk kent Janne haar geheim: een legging.

Jos

Sneeuw

We wachten op sneeuw. Al dagen wachten we op sneeuw. Verwachtingsvol bekijken we dagelijks het weerbericht en zeggen we: ‘mja, 30 procent kans… misschien morgen!’ Elke avond wordt zorgvuldig gecheckt of de sneeuwbotten en de handschoenen nog bij elkaar liggen.

De natuur houdt echter weinig rekening met onze hoopvolle verzuchtingen en de dagen rijgen zich sneeuwloos aan elkaar… Langzamerhand neemt de frustratie toe en het vertrouwen in de weergoden af. De beelden van sleeënde kinderen in de Ardennen steken de kinderen de ogen uit.  We zijn het allemaal zo langzamerhand beu dat er zoveel dingen zijn waar we zelf geen vat op lijken te hebben, dat ik het baalgevoel van de kinderen maar al te goed begrijp.

Alle sprankeltjes hoop op een maagdelijk wit tapijt werden vanochtend door de jongste dochter genadeloos de kop ingeduwd. Terwijl ik haar boekentas in de koffer zwier, blijft ze staan drentelen langs de auto. Ik wil haar net aanmanen om voort te maken en in de auto te stappen, wanneer ze een diepe zucht slaakt. ‘Het gaat niet meer sneeuwen, mama, de lente is begonnen.’ Terwijl ze het zegt, vormt haar adem volmaakte wolkjes in de vrieskou. Ik sla een blik op de dichtgevroren auto voor me en de grijze nevel die onze oprit deze ochtend in een grauwe mist omhult. ‘Hoezo, de lente is begonnen?, vraag ik haar lichtjes geërgerd, terwijl ik op haar toeloop.

En dan zie ik waar ze al een poosje ingespannen naar tuurt. Minstens 50 dappere, dunne groene sprieten duwen zich doorheen de aarde een weg naar de lucht. Een weg naar het licht. Het zijn krokusjes in wording.

Het beeld van die dappere sprietjes die de bevroren aarde trotseren, ontroert me mateloos. Het is het meest hoopvolle dat ik de afgelopen dagen gezien heb. Misschien kunnen we de sneeuw inderdaad maar best vergeten, net zoals zoveel andere dingen. Maar dat het straks weer lente wordt, dat staat vast. En dat? Dàt is pas iets om hoopvol naar uit te kijken!

Liesbeth

Minister

We hebben het over ministers en wat ze allemaal moeten doen. Kleinzoon krijgt beetje bij beetje vat op de grotemensenwereld.
‘Wil jij later geen minister worden?’ vraag ik hem.
Kleinzoon schiet in de lach. ‘Dat gaat toch niet, oma’, zegt hij. ‘Ik peuter te veel in mijn neus! En als je in de regering zit, moet je heel beleefd zijn.’
‘Kun je niet gewoon stoppen met neuspeuteren?’ vraag ik hem.
Hij lacht meewarig. Nu al is hij zich goed bewust van het feit dat er dingen zijn die je niet kunt veranderen. Die je krachten te boven gaan, ondanks alle goede voornemens.

In de ogen van mijn kleinzoon kun je pas minister worden als je heel beleefd bent. Ik hoop dat hij die overtuiging nog lang mag behouden. En dat er binnenkort geen minister is die in zijn of haar neus peutert, of erger.
Beleefd zijn is het eerste stapje in naastenliefde. Want je stelt je heel even voor hoe iets op iemand anders overkomt. En dan is er veel goeds mogelijk.
‘Superlekkere pannenkoeken, oma!’ zegt kleinzoon. Volgens mij wordt hij ooit nog minister 😉

Kolet