Op verkenning

‘Vake, ik ben er echt wel klaar voor, hoor!’ Als laatstejaars van 17 wordt het hoog tijd dat onze kleinzoon Bran Leuven even gaat verkennen. Zijn interesse is geschiedenis en sinds Marie, zijn zus, vorig jaar op kot ging, zat hij heel de tijd op hete kolen om haar daar gezelschap te gaan houden.

Met haar studie van politieke wetenschappen zit zij inderdaad op de juiste plaats. Bran had online al een les gevolgd over de politieke actualiteit en nu ging het – in het Engels – over de geschiedenis van de nieuwste tijd: zeg maar het conflict tussen Rusland en Oekraïne.

Voor één keer gingen wij met de wagen, omdat ik ’s avonds nog een cursus over liturgie zou volgen in de abdij Keizersberg. Zo kon ik hem de weg wijzen tussen de belangrijkste gebouwen voor studenten: aula’s en restaurants.

57 jaar was het geleden, dat ik voor het eerst mijn blijde intrede in Leuven mocht maken. Vesalius – het standbeeldje, het college van de ‘drie tongen’ en het grote gebouw van de Letteren – was de rode draad in de voormiddag.

’s Middags pikten wij een restaurantje mee in de Muntstraat, waar keuze genoeg is. Met ons drieën aan tafel gingen de gesprekken natuurlijk ook over de oorlog en onze verontwaardiging moest even lucht krijgen. Ik vertelde hun dat wij thuis ook wel vluchtelingen wilden opnemen. Onze kinderen zijn al lang het huis uit, dus ruimte zat.

’s Namiddag brachten wij Bran naar het juiste auditorium. Zo had ik even tijd om nog wat boodschappen te doen bij het Davidsfonds, dat echter moeilijk te bereiken was aan de noordkant van de stad. Na de les kon ik hem nog wat andere straten laten zien, bijvoorbeeld mijn oude studentenkot van lang geleden, dat nog niets veranderd was.

Mijn voeten begonnen pijn te doen. Gelukkig konden wij even verpozen in de Sint-Antoniuskapel aan de Ramberg met een groet aan het bekende beeld van pater Damiaan. En net op tijd bracht ik Bran op de Oude Markt, waar hij met zijn KSA-vrienden de avond verder ging zetten.

De toekomst is verzekerd.

Jos

Oorlog

Zelfs de kinderen in de klassen waar ik voor het eerst sinds corona weer lezingen mag geven, zijn ermee bezig. Met de oorlog in Oekraïne. Die oorlog komt onverbiddelijk ook hun leven binnen.
Ze zien hoe hun ouders de hand voor de mond slaan. Ze horen grote mensen spreken over wat ze vrezen en wat ze hopen. Kinderen pikken feilloos onze onrust op.
De kinderen bedenken met veel fantasie strategieën over hoe we deze oorlog moeten aanpakken.
‘Engeland zal toch komen helpen?’ ‘De goeden moeten winnen!’
Ze kijken met de klas naar Karrewiet en leren dat het niet zo gemakkelijk is om dit conflict te stoppen.
Ze zijn bang en ze geloven een beetje minder in de almacht van de volwassenen om hen heen.
Misschien zien ze beelden van lange rijen mensen die vluchten. Daar zijn ook veel kinderen bij.
We leggen hen uit wat we kunnen, wat we weten. We stellen het niet mooier voor dan het is, maar ook niet erger.
We geven hun de kans om samen iets te doen. Om samen te bidden ook. Voor de mensen met pijn en verdriet. Voor vrede voor iedereen.
Het helpt ons allemaal. God zal bij alle mensen blijven, waar dan ook. En wij doen wat we kunnen.

Kolet