Weinig momenten zijn zo prachtig en eerlijk, als dat waarop onze kleine jongen in slaap valt. Soms ‘eindelijk’ in slaap valt. Het gekwebbel van een onverstaanbaar verhaal of een mysterieus gesprek met knuffels verstilt en verstomt; dan nog een laatste kwartdraai en handjes die zich uitstrekken naar de warmte van vertrouwde handen. Wat daarna volgt is van een vertederende schoonheid waarbij zelfs zonsop- en ondergang het niet kunnen halen. Het geheim schuilt in de oogjes die je aankijken, de blik die langzaam van je afglijdt, en de kortstondige fixatie die de stille rust inluiden. Dan de oogjes die toevallen, aarzelend, heel even weigerend zelfs – halfdicht, weer open, herhaling en overgave. En dan handjes waarvan de greep verslapt, tot ze uit de jouwe glijden en gaan rusten op het aapje of het beertje waarmee zonet nog van gedachten werd gewisseld.
Het is moeilijk om dan niet te blijven zitten, al was het maar heel even nog, of op te staan zonder nog drie keer om te kijken met de verliefde vertedering die een milde gelukstraan je ooghoek uitduwt. Het zijn van die momenten die je nooit meer wilt laten gaan, maar die je op een dag zal kwijt zijn, nog voor je er erg in hebt. Daar ben ik zeker van.
En toch ontsnap ik, elke keer opnieuw, niet aan een vorm van onrust die me overvalt als een plotse vlek op een brandschoon oppervlak. ‘Wat als die oogjes straks zomaar ineens niet meer opengaan? Als dat lieflijk roos gezichtje vermarmert omdat hart en zachtjes ruisende ademhaling om onduidelijke redenen plots hebben besloten ermee op te houden? Als de laatste keer dat die oogjes me hebben aangekeken dat ene moment was waarop ze op me rustten net voor ze weggleden en verdwenen onder die kleine haperende oogleden.’ Ik kan er me niet van ontdoen van die gedachten. Elke keer opnieuw. En het smakt me, vóór ik weer overvallen word door het reële leven van dat moment, met het meest broze van mezelf tegen een muur van emoties waarvan ik hoop dat ik ze nooit zal hoeven te ondergaan.
Dan op kousenvoeten de deur uit, ze zachtjes toetrekken en al meteen verlangen naar de kreetjes van een langzaam wakker wordende jongen. Slaap is alleen maar mooi en dragelijk als de opwekking verzekerd is. Het is niet zo makkelijk, ouderschap, zelfs niet als alles schijnbaar in rust is.
Wim