Vriendje

‘April is de wreedste maand,’ schreef de dichter T.S. Eliot in zijn bekende gedicht ‘The Waste Land’. Misschien is die maand min of meer het einde van de winter. We lonken al naar de lente, maar de nachten kunnen nog erg koud zijn en de bloesems van de fruitbomen doen bevriezen. Met de bekende gevolgen uiteraard.

Onze kleindochter Marie is deze maand twintig geworden. We waren met kinderen en kleinkinderen in de Condroz: onze jaarlijkse vakantie-uitstap bij het begin van de paasvakantie. Vorig jaar heeft zij Joachim leren kennen en we hadden graag gehad dat hij zich ook op deze manier in onze familie zou kunnen inschakelen.

Zij heeft Joachim ontmoet in de jeugdbeweging. Hij was KSA-leider en Marie is VKSJ-leidster. En van het een komt het ander. Dat kunnen wij best beamen, want Ria en ikzelf hebben elkaar ook via het jeugdbewegingswerk gevonden. Dat is over enkele maanden al 50 jaar geleden.

Joachim is op Erasmus in Denemarken. Hij kon er daarom niet bij zijn. Op de verjaardag van Marie zijn we met z’n allen even gaan vieren in een leuk Italiaans restaurant in Ciney. De familiekeuken kon iedereen bekoren. Maar we mochten het die avond niet te laat maken.

Want vroeg in de morgen moest Marie naar de luchthaven in Zaventem. De liefde wenkte en ze kon voor enkele dagen naar Kopenhagen om haar prins te gaan bezoeken. ‘Pas toch maar op voor Hamlet,’ had ik haar al lachend toegedicht in het sonnet, dat ik bij elke verjaardag van de kleinkinderen uit mijn vingers probeer te toveren.

Lang kon ze in het noorden niet blijven, want op zondag wilde zij toch wel Pasen gaan vieren bij haar overgrootvader van 90 in het voor ons verre Limburg. Voor jonge mensen wordt de wereld almaar kleiner. En dan kiest ze toch maar voor de snelle reis met het vliegtuig, hoewel ze erg milieubewust wil leven.

In augustus mag zijzelf met de trein naar Parijs, om daar ook enkele maanden haar Erasmusproject af te werken aan de politieke universiteit. Wij zien het wel goed komen met onze wereld…

Jos

Kaastaart

‘We zullen het bij jou thuis wel eens komen leren,’ hadden Janne, Lut en Nelle als in koor gezongen. Onze drie kleindochters zijn verzot op de lekkere kaastaart die Ria af en toe, bij speciale gelegenheden, of op bestelling wel eens wil bakken.

Lang geleden waren er die dessertnamiddagen van Ziekenzorg en dan mocht de torenhoge taart met twee of drie verdiepingen niet ontbreken. En zo leerde onze familie ervan proeven en genieten. Uiteraard ook bij verjaardagen moest dit uitdagende en vederlichte gebak erbij zijn.

Om dit familiegeheim niet verloren te laten gaan, zou dus – even na Lichtmis – een speciale baksessie ingericht worden. Rond één uur in de namiddag arriveerden de zonnige zussen met de fiets. Wij hadden al wat voorbereidingen getroffen, zodat ze onmiddellijk van wal konden steken.

De eerste fase bestaat uit het bakken van het biscuit. Als jongste had Nelle het op zich genomen om alle ingrediënten en bewerkingen op papier vast te leggen. Ondertussen had ik mij wijselijk uit de keuken verwijderd, maar toch moest ik nog even de oven komen aanzetten, want er was een fout knopje ingedrukt.

Terwijl de taart in de veranda kon afkoelen, gingen ze verder met de bereiding van de kaasvulling. En dan was het weer wachten tot het gebak in twee of drie lagen gesneden kon worden. Voor mij bleef er weinig anders over dan het wereldkampioenschap veldrijden op tv te volgen.

Het laatste luik van de namiddag bestond uit de kleurrijke versiering van de taart. Niet alleen in het midden, maar ook rondom en bovenaan wordt ze volgesmeerd met slagroom en kaas. Voor Lut was deze fase er te veel aan, want zij moest nog wat recupereren van een late babysitavond. Ze sliep als een roosje.

Met groene kiwi’s, blauwe bessen, rode aardbeien kwamen de kleuren allemaal tot hun recht. Ik mocht het creatuur fotograferen en in de WhatsAppgroep delen, tot zelfs in het buitenland. En daarna werd er natuurlijk naar hartenlust geproefd.

We zijn er zeker van dat deze kunst niet zal verdwijnen!

Jos

Klusjes

‘Mijn morgenshift in de brasserie zit erop, en dan ben ik maar meteen gekomen,’ vertelt onze kleinzoon Bran van 18 jaar. ‘Vanavond nog een uur of 5 meedraaien en dan is het een mooie dag geweest!’

Hij is vorige zondag de sleutels van zijn kot in Leuven gaan ophalen. Hij begint aan het eerste jaar geschiedenis. Dat is al jarenlang zijn passie. Nu heeft hij nog de septembermaand om wat vakantiewerk te doen. Eerst was hij er niet zo voor te vinden, maar zijn zus Marie helpt ook mee in een restaurant.

Toch was de verleiding van het verdiende loon aanvankelijk het minste van zijn zorg, maar nu hij meer en meer beseft dat studeren op kot heel wat geld kost, is hij snel bijgedraaid. Hij begon bij de afwas in de keuken, maar hij heeft ondertussen alle plekjes van de bistro al gezien. Een heel leerrijke tijd is dat om van alles te plannen en organiseren.

En dan snel even in onze dakgoot de verstopping oplossen, want de hevige regenbuien zorgden voor wateroverlast in onze veranda. Hij komt graag even langs om wat te vertellen over zijn taak als leider in de KSA.

Zijn jongere broer Naud van bijna 15 heeft mij ook al geholpen om de geoogste aardappelen in de kelder op te slaan en om af en toe – ongeveer elke vakantie – de lege flessen naar het containerpark te brengen.

En op dinsdagmiddag organiseren wij geen ‘krakende meneertjes’ meer. De kinderen zijn al zo groot geworden dat wij nu eerder spreken van ‘babbelbroodjes’. Op voorhand geven zij hun keuze door en dan ga ik die in de broodjeszaak afhalen. Dit uur samen tafelen geeft ruimte voor gesprek en filosoferen over de kleine en grote zaken in de wereld.

Naud is weer begonnen met voetballen, na de moeilijke coronatijd. Hij gaat al in de richting van 1,80 m en is mij dus al flink voorbijgestoken. Als ik vrij ben, ga ik graag wel supporteren op zaterdag of zondag. Naast het skaten en badmintonnen zorgt deze sport toch voor heel wat fysieke beweging voor een jongen in volle groei.

En zo is een nieuw werkjaar alweer begonnen.

Jos

Ardennen

Wij hadden er maandenlang naar uitgekeken. Door alle coronaperikelen heen en met iedereen voldoende veilig gevaccineerd, moesten wij het er wel op wagen. In de Allerheiligenvakantie hadden wij een heus kasteel afgehuurd in Dieupart, Aywaille. Het zou deugd doen om nog eens met z’n allen samen te zijn.

Nu ja, met zestien loopt er altijd wel iets mank. Marie kon er maar eventjes bij zijn, want haar plicht was het om in Leuven te gaan studeren. En voor Bran, onze vormeling van 17, ging het ook niet. Want net in deze week was het vormingskamp voor leiders van KSA in Geel gepland.

Nochtans had hij een week tevoren met vijftien andere jongeren meegewerkt aan een prachtige, hartverwarmende vormselviering, waar uiteraard heel onze familie bij betrokken was. De overtuiging en de spirit van deze jongeren spraken boekdelen. En ook hun samenzang mocht er best zijn. Vormheer Eric Haelvoet verstond de kunst om zowel tot de jeugd als tot ouders en grootouders te spreken.

In het Walenland ging ik met Filip, onze jongste, naar de zondagsviering. Wij werden enthousiast onthaald door de zwarte pastoor, die met veel overtuiging en zin voor drama het thema van Allerheiligen toelichtte. Het gaf ons voldoende energie om in de namiddag met de koersfiets een aardig tochtje van zowat drie uur te doen, tot zelfs in Banneux.

De kinderen en de kleinkinderen kwamen en gingen in golven. Op Allerheiligen lukte het voor de meesten om samen aan tafel te gaan in een smakelijk restaurant. Lang geleden was het dat wij die gelegenheid gekregen hadden. Misschien slechts tijdelijk, maar in elk geval doet de hoop ons vooruitkijken naar een mogelijke herhaling.

Met de meisjes stond een bezoek aan de grot van Remouchamps op het programma. Indrukwekkend toch, zelfs met de beperkingen door de watersnood van enkele maanden geleden. En de laatste dag was er nog een spectaculaire wandeling, in de buurt van de Ninglinspo. Naud van bijna 14 was de spoorzoeker.

Zalig. Wij hebben al geboekt voor de paasvakantie!

Jos

Kampvuur in coronatijden

‘Het meest kostbare geschenk
dat we iemand kunnen geven
is onze aanwezigheid.”
(Thich Nhat Hanh)

Met ons gezin staan we uren rond het kampvuur, te gast bij een vriend. Het regent nu en dan. De kinderen lijken de kou niet te voelen. Ze zijn in de ban van het vuur en van het bos rondom ons. Ik besef hoe het vuur me troost, hoewel ik zelfs mijn verdriet vergeten was. Onze gesprekken gaan naar de kern. Het vuur inspireert me om opnieuw aan te sluiten bij goede gewoontes die ik heb laten verkommeren. Dat laatste is niet erg. Ik kan altijd opnieuw beginnen. Ik voel de drive om er te zijn voor de mensen rondom mij. Daarom ga ik eerst en vooral goed voor mezelf proberen te zorgen.
Bemin je naaste als jezelf!   

Ruth

De kerstboom in november

‘Mama? Wanneer gaan wij eigenlijk onze kerstboom zetten?’ We zijn net de brandende lichtjes van kerstboom nummer 3 tegengekomen op onze wandelroute en de blauwe ogen van mijn eerstgeborene kijken me verwachtingsvol aan. Terwijl we over de donkere straat sjokken met onze kleine teckel, schiet ik in de lach bij het horen van deze vraag. ‘Het is half november, we gaan nu toch nog geen kerstboom zetten?’ roep ik uit.

De blauwe ogen kijken me niet overtuigd en zelfs licht verwijtend aan. ‘En waarom niet?’ Ik sloof me in mijn antwoord uit met alle goede redenen die ik kan bedenken:

– het is nog maar november,
– Sinterklaas is nog niet geweest,
– de advent is zelfs nog niet begonnen,
– het is 15 graden buiten,
– de pompoenen liggen nog als versiering bij de voordeur,
– …

‘Tja, dat is bij die andere mensen die hun boom wel al hebben staan toch ook zo?’ riposteert mijn kleine wijsneus. Daar heb ik niet meteen van terug… Maar ik houd voet bij stuk: die kerstboom komt er nog niet. Punt. Aan. De. Lijn.

Na een week ostentatief kerstbomen tellen op de achterbank van de auto is mijn standvastigheid serieus op de proef gesteld. De volgende zinsnede doet me finaal zwichten: ‘Ja maar mama, je moet dat ook niet voor ons doen, maar voor de andere mensen hé! Wij worden toch ook blij van al die lichtjes die we zien!’ Potverdikke. Ze weten mijn zwakke plekken toch te vinden.

En zo komt het dat ik op een zonovergoten zaterdagochtend in november de kerstboom van de zolder haal. Wanneer ik ’s avonds mijn jongste dochter opgekruld naast de versierde boom betrap met het kerstverhaal in haar handen, moet ik toch even glimlachen.

Het is waar. Die kerstboom in november? Ik word er zowaar gelukkig van.

Liesbeth

Berta

Berta is in de tachtig. Ze heeft een heleboel broers en zussen, acht kinderen en een hele hoop kleinkinderen en achterkleinkinderen. Hun namen kan ze niet allemaal meer onthouden maar het is haar familie, dus dat maakt niet uit.
Berta houdt van buiten zitten, van Vlaamse liedjes zingen, van een babbeltje en van eens goed lachen samen. Zij is een vrouw die niet gemakkelijk opgeeft of klaagt, vroeger niet en nu niet.
Gelovig is ze niet. Ik heb haar graag. Misschien schept vooral het zingen een band. Ik mis het nu het niet meer mag in coronatijden. Zingen zorgde vroeger voor vrolijkheid bij de mensen. Alleen en op mijn fiets zal ik het niet laten! Dan zing ik voor Berta en alle anderen.

Ruth

Maria moet mee

Zaterdagnamiddag heb ik een vaste afspraak. Ik pik mijn grootouders op en we rijden naar mijn ouders. Standaard is er koffie en vlaai. Oma strijkt, plooit was, schilt appels, als ze maar bezig kan zijn. Opa leest de krant, wandelt wat rond of zit gewoon gezellig mee aan de keukentafel. Ondertussen praten we over koetjes en kalfjes. Vaak zijn ook de achterkleinkinderen bij moeke en peke en speelt opa mee.

Zo ook op die zaterdag: mijn nichtje van 2,5 stapt vastberaden binnen, het plastic Mariabeeldje gevuld met Lourdeswater dat mijn ouders afgelopen zomer meebrachten. ‘Maria moet mee’, zo zei ze. Meer uitleg kwam er niet. Ze hield Maria de hele namiddag vast. Kinderen hebben niet veel woorden nodig.

Els

Moeke 70

‘I’m a big big girl, in a big big world,’ zo begon Ria het welkomstwoord ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag. Wij laten meestal geen enkele zomaar voorbijgaan, maar die met een rond getal krijgen wat extra kleur.

Onze kinderen en kleinkinderen hadden die heuglijke dag toch al heel lang voorbereid. De voorbode was er enkele maanden geleden aangekomen: een elektrische fiets. Het was de bedoeling om eerst even een proefritje te gaan doen, maar het verschil met een gewone fiets was zo aanlokkelijk dat hij meteen aangekocht werd.

Want fietsen is onze regel wel. De meeste boodschappen die niet te ver of te zwaar zijn, worden met de fiets gehaald. Ook als je zeventig bent, blijft bewegen belangrijk. Bewegen met het hoofd, het hart en handen en voeten. Zo was ook het verjaardagsfeest voorbereid.

We waren een week tevoren samen in een prachtig groot huis in de Ardennen. Tijdens de lange wandelingen was er voldoende gelegenheid om teksten te schrijven en liedjes te formuleren. De kleinkinderen werden als ‘slimste mensjes’ geïnterviewd over Moeke.
Met onze grote kinderen gingen we op de vooravond van het feest in een gerenommeerd restaurant uit eten. Een paar keer per jaar mag dit wel eens. In de zondagsviering werd ook even stilgestaan bij de dank voor een leven lang met zorg voor klein en groot.

En de grote familie langs twee kanten was op het feest uitgenodigd. De meesten waren aanwezig op de eenvoudige, maar feestelijke lunch. Hun bijdrage was het dessert, en, zoals in de Bijbel, was er overvloed voor nog enkele dagen.

De animatie kwam van familie, kinderen en kleinkinderen. Met woord en dans en klank wist iedereen zijn steentje bij te dragen. En het slotlied ‘Zie je graag’ werd door alle feestvierders uit volle borst meegezongen en –gedanst.

Ja, er zijn nog blijde dagen in het leven. Foto’s en filmpjes zijn tegenwoordig gemakkelijk te maken. Zo kunnen we die momenten blijven koesteren en genieten we met ontroering van de creativiteit van ons nageslacht.

Jos

Dochters

Een zinvolle gedachte uit Scandinavië is dat je in de latere jaren van je leven klaar moet zijn met het opruimen van je huis. Wanneer je daar precies mee moet beginnen, heb ik nog niet kunnen achterhalen. Want in feite is ons huis, dat nu 45 jaar geleden gebouwd is, nog niet helemaal af.
Er is al wel heel wat aan verbouwd en vertimmerd. Onze vijf kinderen zijn al jaren de deur uit en de kinderkamers werden ondertussen al voor andere doeleinden gebruikt: als gastenkamer, als secretariaat van een vereniging, als logeerkamer voor de kleinkinderen.
Maar in een periode van grote vakantie dringen we er toch op aan dat onze kinderen hun eigen inboedel van vroeger zelf komen sorteren en opruimen. Onze drie dochters hebben toevallig dezelfde dag uitgekozen, want samen is dat werk blijkbaar heel wat leuker.
‘Kijk eens naar deze liefdesbrief van een jongen uit mijn klas,’ roept ons Hilde verbaasd uit. ‘Ik wist helemaal niet dat hij verliefd was op mij!’ Ze twijfelt er nog even aan om haar cursussen van Germaanse nog langer te bewaren. Ze zal dan maar een kritische selectie maken.
‘Zou ik die boekjes van mijn communie nog nodig hebben?,’ vraagt ons Lieve aan Ria. ‘Misschien kun jij die nu nog gebruiken voor je catechesewerk in de parochie.’ Het kladwerk van haar thesis Kunstwetenschappen kan ze nu met een gerust gemoed achter zich laten.
Onze jongste dochter, Mieke, vindt op haar vroegere kamer nog restanten van onze eerste muziekinstallatie. Een platenspeler weet zij online te afficheren en binnen het uur zijn er al enkele kandidaten voor. ‘Deze kanten sjaal en die zwarte handschoenen ruiken nog naar moemoe!’ Die wil ze graag toch mee naar huis nemen.
Zo wordt ons huis weer een beetje leger en lichter. Nu moeten onze twee zonen, Koen en Filip, nog eens langskomen om hun eigendommen te onderzoeken en op te ruimen. Het enige probleem is dat hun eigen huis ook niet al te groot is. Dus liever toch de schatten op zolder laten, waar ze later dan gezocht en gevonden kunnen worden?

Jos