We zijn uitgenodigd op de iftarmaaltijd, een maaltijd aan het einde van een ramadandag, in een gezin van Turkse origine. De familie is gastvrij en het eten is overvloedig en verrukkelijk.
Moussa is een tengere jongen van bijna twaalf. Zijn mama vertelt vol trots dat hij voor het eerst met de ramadan meedoet. ‘Opeens vindt hij alles lekker’, lacht ze, ‘terwijl hij normaal bijna niets lust.’ Wij lachen mee, want dat herkennen we. Honger is de beste saus, zei mijn oma altijd.
De twee broertjes van vier en zes oefenen ook al een beetje ramadan. Niets eten na schooltijd tot aan de iftar om halftien bijvoorbeeld. Met een centje van papa of mama om het vol te houden, lukt dat best. ‘Ik koop jouw vasten’, heet zoiets. Niet gekker dan als wij onze kinderen een ijsje of wat chips beloven als ze flink hun speelgoed hebben opgeruimd.
Ouders zijn ouders, welke overtuiging ze ook hebben. Ze proberen hun kinderen mee te nemen op de weg die ze zelf goed en zinvol vinden. Met kleine stapjes en aanmoedigingen. Ook al verschilt de manier waarop, de basis blijft hetzelfde.
Kolet