Iftarmee

We zijn uitgenodigd op de iftarmaaltijd, een maaltijd aan het einde van een ramadandag, in een gezin van Turkse origine. De familie is gastvrij en het eten is overvloedig en verrukkelijk.

Moussa is een tengere jongen van bijna twaalf. Zijn mama vertelt vol trots dat hij voor het eerst met de ramadan meedoet. ‘Opeens vindt hij alles lekker’, lacht ze, ‘terwijl hij normaal bijna niets lust.’ Wij lachen mee, want dat herkennen we. Honger is de beste saus, zei mijn oma altijd.

De twee broertjes van vier en zes oefenen ook al een beetje ramadan. Niets eten na schooltijd tot aan de iftar om halftien bijvoorbeeld. Met een centje van papa of mama om het vol te houden, lukt dat best. ‘Ik koop jouw vasten’, heet zoiets. Niet gekker dan als wij onze kinderen een ijsje of wat chips beloven als ze flink hun speelgoed hebben opgeruimd.

Ouders zijn ouders, welke overtuiging ze ook hebben. Ze proberen hun kinderen mee te nemen op de weg die ze zelf goed en zinvol vinden. Met kleine stapjes en aanmoedigingen. Ook al verschilt de manier waarop, de basis blijft hetzelfde.

Kolet

Palmtakjes

Mijn 93-jarige vader heeft pijn in zijn rug. ‘Hij heeft gepalmd’, zegt mijn moeder ter verklaring. Het uitrekken en reiken naar elk kruisbeeld heeft iets geraakt in zijn rug. ‘Wie zal dat nog doen als wij er niet meer zijn?’ vraagt mijn moeder.

Wij dus. En ook sommige van onze kinderen. Want palmtakjes steken deden wij elk jaar. En in elke kamer probeerden we er een gebedje bij te formuleren. ‘Hier bidden we om veel samen te kunnen zitten’, zei ik in de woonkamer. De kinderen waren er snel mee weg. ‘Om lang in bad te kunnen zitten’. ‘Om heel lekker te eten.’ ‘Om zalig te slapen.’ ‘Om iedereen binnen te laten.’ Tot op zolder en in het kleinste kamertje hingen we palmtakjes. Een vrolijk ritueel. De takjes bleven een jaar lang hangen, tot ze helemaal vergeeld vervangen werden door verse groene.

Nu raken de kinderen vaak niet in de kerk op Palmzondag. Dan rekenen ze erop dat wij takjes voor hen meenemen. Die hangen zij dan in hun huizen. Ik neem ook een takje mee voor de buurvrouw, die niet goed weet of ze nog gelooft. Dat doe ik ook al jarenlang. Op mijn voorzichtige vraag of ze nog wel een takje wilde, antwoordde ze bevestigend: ‘Dat takje herinnert me eraan dat jij aan me denkt.’

Geloof is soms heerlijk concreet.

Kolet

Dagen zonder vlees

Kleinzoon op schoot, ik lees voor uit een boekje over prinsesjes. Het is bal en er staat een rijkelijk buffet klaar. Een taart in vele lekkere lagen en een in zijn geheel klaargemaakt varkentje liggen op grote schotels. ‘Daar gaan de prinsesjes straks van smullen’, vertel ik. Mijn kleinzoon springt van mijn schoot en kijkt me met grote ogen aan, alsof hij niet kan geloven wat ik zojuist gezegd heb. ‘Maar dàt is niet de bedoeling!’ roept hij uit (dat is de uitdrukking die wij in onze familie gebruiken als versterkende trap van “dat mag niet”). ‘Varkentjes moeten op de boerderij!’ Hij kijkt mij aan en wacht op bevestiging.

Ik slik. De gehaktballetjes die hij zo graag eet, waren tot nu toe incognito. Ik besluit dat nog even zo te houden. Ik knik laf. Ja, varkentjes horen op de boerderij. Kleinzoon weet nog niet wat hen daar te wachten staat. Een stel familieleden doen mee aan dagen zonder vlees, met wisselend succes. Onze dromen zijn voorzichtiger dan zijn zekerheid. Maar ze gaan in dezelfde richting.

Ooit komt er een tijd dat mensen geen wolven meer zijn voor elkaar en voor de rest van de schepping. Wolven zullen spelen met kleine lammetjes, en leeuwen met kalfjes, zegt Jesaja. Voor mijn kleinzoon is dat nu al de normaalste zaak van de wereld. Jezus had gelijk toen Hij zei dat we dringend als kinderen moeten worden.

Kolet

Vasten #2

Het is vasten. Het efficiënte deel van mijn geest raadt mij aan om er elke dag even mee bezig te zijn. Een kwartiertje, dat is nog net te doen. Tot zover mijn voornemens.
Maar zo werkt het niet bij mij. Ik kan niet elke dag ‘voor even’ in vastenmodus zijn, merk ik. Ik zoek een houding voor een langere periode. Maar hoe dan?

Een droge dag is tijdens de krokusvakantie heel welkom. Ik trek met de drie kinderen de tuin in voor een grondige snoeibeurt. Onze tuin ligt bedolven onder een winterdeken van bladeren en takken. Onze handen woelen er in en vullen kruiwagen na kruiwagen. Opruimen kan deugd doen. De buitenlucht doet goed. Met het wroeten in de aarde gooi ik wat ballast bij mezelf weg.

“Hé, daar zijn kleine groene blaadjes”, roept Jade van vier. Onder het winterdek ligt de prille lente verscholen. We speuren naar alles wat jong, groen en fris is. Sommige planten dekken we nog even toe, tegen de vrieskou. Toch krijgen we een ander beeld. Knoppen die over enkele weken zullen openbarsten. Een tuin vol belofte.

’s Avonds denk ik bij mezelf dat dit misschien wel vasten is: het jonge groen zoeken onder het winterdek, situaties van mensen proberen omwoelen tot er iets van belofte zichtbaar wordt.
We proberen ‘groen’ te brengen. We maken een tekening voor moemoe die haar draai niet vindt in het verzorgingstehuis. We schrijven een brief naar ons Plan-kindje. De buurman komt thuis uit het ziekenhuis en vertelt: “Ze willen me nog niet hierboven.” We drinken er een glas op.
En we proberen ‘groen’ te zien: we proberen niet te zeuren over regenachtige dagen en eten warme pudding. Op maandagochtend na de vakantie proberen we niet te sakkeren op de wekker en de gebruikelijke ochtendchaos tijdens de werkweek.

Het is allemaal klein en pril en misschien nog stuntelig. De bloemknoppen barsten nog niet open maar dat is niet erg. Daar is nog tijd voor. Dat is voor Pasen.

Sylvie

Vasten

Is vasten een vies woord? Het klinkt misschien wat ouderwets in deze tijd, tenzij je natuurlijk terechtkomt bij een diëtist. Want hoe je het keert of draait, het heeft ook met gezondheid te maken.

In de kerkelijke liturgie heeft men lange tijd het woord ‘vasten’ vervangen door de term ‘veertigdagentijd’. Met vasten werd wellicht iets bedoeld in de zin van versterving, zich bewust voedsel of drank ontzeggen, voor een beter doel.

En de veertigdagentijd wordt gezien als de voorbereidingstijd op Pasen. Dit wijst er dan op dat een inspanning om iets te veranderen of te verbeteren toch wel enige tijd moet duren. We merken dikwijls bij onszelf of bij anderen dat er goede intenties leven, maar dat die niet van lange duur zijn.

Het heeft toch zoiets van een knop in je hoofd omdraaien. Het hele jaar door, en vooral dan in de winterperiode, leven wij er maar op los, worden wij zowat geleefd door de kalender van feesten en vieringen. Dan wordt het tijd om inderdaad even de mallemolen stil te leggen.

Het carnavalsfeest dat de kinderen in de lagere school nog vieren door verkleed langs de straten te gaan, is meteen het laatste uitbundige orgelpunt van de oude tijd. En dan kan er een periode komen van verstilling, van rustiger en soberder leven. En dat heeft ook met spijs en drank te maken.

De overvloed van de feestelijkheden stoort ons wel. Dat voelen we maar al te goed aan ons wintergewicht. Het wordt tijd om weer te voet of met de fiets te gaan bewegen, in plaats van voor elke kleine afstand de auto te nemen. Beweging, niet als een topsporter, maar voor de gezondheid, voelt goed aan.

Die veertig dagen zijn misschien wel een uitgelezen gelegenheid om wat dingen te doen die wij in de drukte van het gewone leven over het hoofd gezien hebben. Misschien komt het er nu van om dat interessante boek te lezen. Of wie wacht er al zo lang op een bezoekje, dat wij beloofd hadden?

De cirkel van het jaar raakt weer rond, met hoogtes en laagtes, met vallen en opstaan. En met solidariteit!

Jos

Zaatari

“Of ik zin heb om les Perzische percussie te volgen?”, vraagt de dirigente. “We zingen in het solidariteitskoor enkele liederen uit het Midden-Oosten en daar horen Perzische ritmes bij.” “Natuurlijk”, zeg ik. Mijn passie voor percussie wordt maar al te graag gevoed met nieuwe dingen.

Enige tijd later en met wat nieuwe ritmes in de vingers rijker, tik ik de YouTube-link in die ik gekregen heb om een percussie-arrangement bij te schrijven. Ik verwacht een leuk Syrisch liedje, iets waar ik al mijn creativiteit in kwijt kan. YouTube opent voor mij echter een filmpje van het Syrische vluchtelingenkamp Zaatari. Mensen zitten op de grond in een tent, een man speelt op een darbouka en samen zingen ze een melancholisch lied. Het gaat over het leven in het vluchtelingenkamp, de onzekerheid van een nieuwe dag, de dagelijkse strijd tegen de kou. Voorzichtig probeer ik wat mee te zingen en te trommen. Het voelt contradictorisch. Kijkend naar mensen in de kou zit ik te trommen naast de verwarming die een comfortabele twintig graden aangeeft. Het is niet eerlijk.

Mijn zoontje Rune van negen komt erbij zitten.
“Wat is dat?”, vraagt hij, kijkend naar de beelden.
Ik leg hem uit wat een vluchtelingenkamp is, dat daar ook kinderen wonen en dat die mensen ook musiceren, zoals overal ter wereld. Ik vertaal voor hem wat ze zingen.
Hij is onder de indruk.
“Mag ik wat van mijn zakgeld aan die kindjes geven?”
“Dat mag”.
“Maar welk kindje krijgt dan mijn zakgeld?”
“Het kindje dat het het meeste nodig heeft.”
“Maar alle kindjes daar hebben het nodig!”
Ik kijk naar hem en zie in zijn ogen het besef dat je niet iedereen kan helpen, dat hulpverleners wellicht ook moeilijke keuzes moeten maken, dat de wereld niet eerlijk in elkaar zit.
“Alle kleine beetjes helpen, Rune. Als iedereen een beetje helpt, wordt de wereld al een stuk mooier.”
Het stelt hem enigszins gerust.
“Is dat zakgeld geven dan ook vasten, mama?”
“Ja jongen, ook dat is vasten.”

Sylvie

Escargotter

Escargotter is genomineerd als één van de nieuwe Franse woorden. Het betekent: ‘alles op een slakkengangetje doen’. Het zegt me wel wat, zo vlak voor de Paasvakantie.
Het doet me denken aan de tijd voor we kinderen hadden. Toen gingen we meermaals per jaar een week lang op wandelvakantie. We verkozen desolate of rustige plekken: doorheen de Noorse moerassen, in het Cypriotische binnenland, langsheen de Cubaanse tabaksplantages. Telkens was er maar één ding wat echt moest: de volgende slaapplaats bereiken. Verder was er alleen het stappen, het rusten, weer het stappen, weer het rusten.
De eerste dagen was er nog die maalstroom aan gedachten. Het werk moesten we loslaten, de verbouwing opzijschuiven, de agenda dichtklappen. We stapten tot er geen gedachten meer waren. Er was alleen nog de zon op je huid, of de wind, of de geur van sparrenbomen.
Naarmate het hoofd leger werd, werd de aandacht voor de omgeving scherper. Alsof er eerst een hoop ballast moest weggegooid worden vooraleer te kunnen zien, horen, voelen en ruiken. De ontvankelijkheid werd groter, het hart werd voller.

Tien jaar later, drie kinderen en de daarbij meegeleverde drukte rijker leg ik me op mijn rug in het gras. Een wandelweek is nu niet aan de orde. Maar ik kijk naar de wolken die langzaam voorbijdrijven en voel mij een tikkeltje leger worden. Een vleugje wandelervaring, op een gestolen moment.
Misschien is dit ook wel vasten, schiet er door mijn hoofd. Je leeg maken, beetje bij beetje, om ontvankelijk te kunnen worden voor de volheid van het mysterie dat Pasen heet.

Sylvie

Net als in de vasten!

Ik vraag me soms af of er mensen zijn die uitkijken naar de vastentijd. In onze wereld van overvloed lijkt dat toch een verkwikkende gedachte. Je hebt net een hele tijd van feesten achter de rug, van Kerstmis, Nieuwjaar, carnaval.

En dan wordt het wel eens tijd om je lichaam en je geest weer tot rust te laten komen. Woorden als versobering, inkeer, verstilling en versterving zijn in onze tijd soms ver te zoeken. Ik vind dat er ook een verschil mag zijn tussen overvloed en schaarste, net zoals tussen licht en donker, dag en nacht.

Daarom mag je die veertig dagen voor het aanbreken van de echte lente toch wel koesteren. Ze bieden heel wat mogelijkheden om weer naar de kern te gaan: ‘back to basics’. Ook op het gebied van spijs en drank. Zelf weer brood bakken, bijvoorbeeld. En de alcohol enkele weken in de kast laten staan.

Is dit een echte versterving? Je zou het ook kunnen beschouwen als een testcase om te zien of je nog niet echt verslaafd bent. Al jaren gebruik ik deze periode om weer eens andere dingen te eten en te drinken: gezond water en een lekkere appel. Ook onze zonen Koen en Filip doen graag mee.

En onze kleinkinderen proberen wij in die tijd er ook op te wijzen dat een dag zonder snoepje geen drama hoeft te zijn. Het geld dat wij op die manier uitsparen, kunnen wij besteden om broederlijk te delen met kinderen en mensen die het in de derde wereld met veel minder moeten stellen. Of wij drinken een kopje koffie met anderen voor datzelfde goede doel.

Zou er van die geest iets blijven hangen in de hoofdjes van onze kleine spruiten? Je bent soms verrast door hun opmerkzaamheid. Neem nu Bran, onze filosoof van bijna 10 jaar. Het gebeurt al eens dat zij ’s middags bij ons boterhammen blijven eten. En dan mogen zij kiezen wat erop gesmeerd zal worden. Als toetje hebben zij graag chocolade hagelslag.
Ik herinner mij dat het doosje op een bepaalde middag leeg was, zomaar midden in het jaar. ‘Ja, dat is net als in de vasten, moeke!’ De link was meteen gelegd.

Jos