Kaastaart

‘We zullen het bij jou thuis wel eens komen leren,’ hadden Janne, Lut en Nelle als in koor gezongen. Onze drie kleindochters zijn verzot op de lekkere kaastaart die Ria af en toe, bij speciale gelegenheden, of op bestelling wel eens wil bakken.

Lang geleden waren er die dessertnamiddagen van Ziekenzorg en dan mocht de torenhoge taart met twee of drie verdiepingen niet ontbreken. En zo leerde onze familie ervan proeven en genieten. Uiteraard ook bij verjaardagen moest dit uitdagende en vederlichte gebak erbij zijn.

Om dit familiegeheim niet verloren te laten gaan, zou dus – even na Lichtmis – een speciale baksessie ingericht worden. Rond één uur in de namiddag arriveerden de zonnige zussen met de fiets. Wij hadden al wat voorbereidingen getroffen, zodat ze onmiddellijk van wal konden steken.

De eerste fase bestaat uit het bakken van het biscuit. Als jongste had Nelle het op zich genomen om alle ingrediënten en bewerkingen op papier vast te leggen. Ondertussen had ik mij wijselijk uit de keuken verwijderd, maar toch moest ik nog even de oven komen aanzetten, want er was een fout knopje ingedrukt.

Terwijl de taart in de veranda kon afkoelen, gingen ze verder met de bereiding van de kaasvulling. En dan was het weer wachten tot het gebak in twee of drie lagen gesneden kon worden. Voor mij bleef er weinig anders over dan het wereldkampioenschap veldrijden op tv te volgen.

Het laatste luik van de namiddag bestond uit de kleurrijke versiering van de taart. Niet alleen in het midden, maar ook rondom en bovenaan wordt ze volgesmeerd met slagroom en kaas. Voor Lut was deze fase er te veel aan, want zij moest nog wat recupereren van een late babysitavond. Ze sliep als een roosje.

Met groene kiwi’s, blauwe bessen, rode aardbeien kwamen de kleuren allemaal tot hun recht. Ik mocht het creatuur fotograferen en in de WhatsAppgroep delen, tot zelfs in het buitenland. En daarna werd er natuurlijk naar hartenlust geproefd.

We zijn er zeker van dat deze kunst niet zal verdwijnen!

Jos

Riksja

‘Het zal dan uitgerekend 25 april zijn,’ liet onze jongste zoon Filip weten en we dachten dat hij naar zijn eigen verjaardag verwees. Wij zaten met kinderen en kleinkinderen op een boomstronk in het bos van Heverlee. Enkelen hadden gekozen voor de klimaatbetoging in Brussel.

Hoe was dit allemaal in zijn werk gegaan? Onze Filip heeft met zijn vriendin Rose en haar ouders een groot huis gekocht in Blanden en dat is nu min of meer gelijkmatig verdeeld en aangepast voor twee gezinnen. Een pijnlijk detail is wel dat Luc, de vader van Rose, ongeveer een jaar geleden overleed ten gevolge van kanker.

In Blanden bestaat een club die met een (elektrische) riksja telkens twee personen kan vervoeren. Filip heeft een cursus gevolgd en is geslaagd voor zijn rijproef. En om de proef op de som te nemen wilde hij dat aan ons gezin demonstreren. Dus trokken wij op een herfstige zondagmiddag naar het Leuvense.

Van het huis naar de Zoete Waters gaat het dwars door het mooie bos van Heverlee. Ria en kleine Nelle in de riksja en de anderen met de fiets. Toch al licht heuvelachtig af en toe, en de smalle poortjes hier en daar waren net breed genoeg voor het originele transportmiddel.

In de buurt van de brasserie Saint-Jean staat de mooie kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Steenbergen. Die konden we natuurlijk niet voorbij. Tijd genoeg om een noveenkaars aan te steken. En dan gingen we gezellig aan tafel voor een lekkere lunch. Tussendoor toch nog iemand gauw met de fiets teruggestuurd om een extra zuurstoftankje op te halen.

Maar uiteindelijk was de timing perfect en konden we op de terugweg even uitrusten op die boomstronk voor een groepsfoto en een belangrijke mededeling. Filip en Rose verwachten hun eerste kindje tegen april volgend jaar, ons zevende kleinkind. De boodschap drong stilaan door. Geen verrassing, maar toch wel een beetje.

En zo komt er voor de twee families weer nieuw leven aan. En moeten wij besluiten dat wij er toch nog enkele jaartjes willen bijdoen. Met Gods zegen!

Jos

Benefiet

De hele morgen had het er druilerig en miezerig uitgezien, maar in de namiddag kwamen er toch wat gaten in de lucht. En voor het helemaal donker werd, liet de zon zich nog even bewonderen. En de wind ging liggen en het voelde zelfs warm aan.

Rond Pasen waren de eerste voorbereidingen getroffen en uiteindelijk viel alles in de plooi. Meer dan dertig medewerkers – van de familie en de vrienden – waren die avond paraat om de enkele honderden gasten te verwelkomen en te bedienen.

Sommigen moesten zich in laatste instantie verontschuldigen vanwege COVID-19 dat nog altijd rondwaart. Maar voor de aanwezigen was het muzikale programma een verademing, opgevat als een ludieke muziekbingo.

Groot was onze verbazing toen wij onze twee kleinkinderen, Janne en Lut, voor het eerst solo aan het werk zagen. Zij begeleidden zichzelf aan de piano of met de gitaar in een persoonlijke vertolking van enkele bekende songs. Net of zij zich klaarstoomden voor ‘The Voice Kids’. Misschien komt het er nog eens van.

Met Lut mocht ik dan in duet ‘Hallelujah’ van Leonard Cohen zingen. Het was een wonderlijke ervaring om te kunnen zingen voor zoveel enthousiaste familieleden en vrienden en kennissen. Het leek wel Rock Werchter in het klein.

Wie zal er uiteindelijk profiteren van de opbrengst? Eerst en vooral natuurlijk de onderzoekers die mensen met longproblemen willen helpen. Als je een dergelijke ziekte aan den lijve mag ondervinden, besef je pas dat alle hulp welkom is.

Maar uiteraard ook de organisatoren zelf: familie en vrienden. Zij voelden de steun en de sympathie van de aanwezigen. En dat is een onuitwisbare beleving, die nog lang na die deugddoende avond zal blijven nazinderen.

En ook natuurlijk onze kinderen en kleinkinderen, die het hele gebeuren in gang gezet hebben. De jongens waren op kamp met de KSA, maar in gedachten en gevoelens waren zij er zeker bij. En de foto’s en filmpjes van die avond worden verzameld als een blijvende herinnering aan een uitzonderlijk geslaagd project.

Jos

Vakantie

De dag voordat we op vakantie vertrekken, springen we nog even binnen bij het gezin van onze dochter. Tussen de laatste afspraken in mijn agenda staat het aangeduid als ‘knuffelen met kleinzoon’.

Kleinzoon lacht als ik het hem vertel, maar hij gunt het me ruimhartig. Even stevig knuffelen voordat we elkaar een hele tijd niet meer zullen zien. Hij heeft kampjes in bossen en abdijen en hij gaat naar de Kempen met de Chiro. ‘Rillen in Kaulille’ is de kampnaam, maar het zal binnen de kortste keren wel ‘chillen’ worden. Ons kaartje naar hem ligt al klaar.

Als we hem terugzien, zal hij alweer groter en ervarener zijn geworden. Hij hoort en ziet veel, leert elke dag bij en denkt na aan een duizelingwekkende snelheid over alles wat hij nog niet begrijpt. Af en toe deelt hij daarvan een glimp met ons.

Kinderen zwermen uit in de zomermaanden. Gelukkig kunnen we met WhatsApp beelden en commentaar blijven uitwisselen, zodat we niet helemaal in het ongewisse zijn over elkaars belevenissen. Dat was vroeger heel anders.

We glimlachen om babykleindochter die haar tante heeft ondergespuugd, we bewonderen de verbouwingswerkzaamheden van zoon en schoondochter, terwijl we op ons zuiders terras naar de krekels luisteren. Waar we ook zijn, we horen bij elkaar. Ik dank God elke dag voor mijn familie.

Kolet

Alle eendjes

Onze kinderen houden van zingen en van piano spelen. Wij ook. Het houdt ons samen. We maken plezier als we kunnen musiceren of zingen. Onze kinderen kiezen er nu ook voor. We hebben het hen niet opgelegd. Maar ze waren baby’s toen mijn man met zijn gitaar ‘alle eendjes zwemmen in het water’ zong. Ze kropen naar hem toe en wilden meedoen. Met de paplepel meegegeven? Zoiets.

Soms komen er vrienden op bezoek en zingen we voor de maaltijd een danklied. Dat geeft een warm, verbonden gevoel. Voor ons is muziek een manier van leven. Muziek vormt een geheel met wie wij zijn. Ons leven wordt zachter, milder en draaglijker dankzij de muziek en de zang. Zingen helpt om terug op dezelfde golflengte te komen, zoals eendjes op de golfjes van het water.   

Ruth

Ardennen

Wij hadden er maandenlang naar uitgekeken. Door alle coronaperikelen heen en met iedereen voldoende veilig gevaccineerd, moesten wij het er wel op wagen. In de Allerheiligenvakantie hadden wij een heus kasteel afgehuurd in Dieupart, Aywaille. Het zou deugd doen om nog eens met z’n allen samen te zijn.

Nu ja, met zestien loopt er altijd wel iets mank. Marie kon er maar eventjes bij zijn, want haar plicht was het om in Leuven te gaan studeren. En voor Bran, onze vormeling van 17, ging het ook niet. Want net in deze week was het vormingskamp voor leiders van KSA in Geel gepland.

Nochtans had hij een week tevoren met vijftien andere jongeren meegewerkt aan een prachtige, hartverwarmende vormselviering, waar uiteraard heel onze familie bij betrokken was. De overtuiging en de spirit van deze jongeren spraken boekdelen. En ook hun samenzang mocht er best zijn. Vormheer Eric Haelvoet verstond de kunst om zowel tot de jeugd als tot ouders en grootouders te spreken.

In het Walenland ging ik met Filip, onze jongste, naar de zondagsviering. Wij werden enthousiast onthaald door de zwarte pastoor, die met veel overtuiging en zin voor drama het thema van Allerheiligen toelichtte. Het gaf ons voldoende energie om in de namiddag met de koersfiets een aardig tochtje van zowat drie uur te doen, tot zelfs in Banneux.

De kinderen en de kleinkinderen kwamen en gingen in golven. Op Allerheiligen lukte het voor de meesten om samen aan tafel te gaan in een smakelijk restaurant. Lang geleden was het dat wij die gelegenheid gekregen hadden. Misschien slechts tijdelijk, maar in elk geval doet de hoop ons vooruitkijken naar een mogelijke herhaling.

Met de meisjes stond een bezoek aan de grot van Remouchamps op het programma. Indrukwekkend toch, zelfs met de beperkingen door de watersnood van enkele maanden geleden. En de laatste dag was er nog een spectaculaire wandeling, in de buurt van de Ninglinspo. Naud van bijna 14 was de spoorzoeker.

Zalig. Wij hebben al geboekt voor de paasvakantie!

Jos

Afstand

‘Met U zijn er geen verten meer en alles is nabij.’ Onwillekeurig moest ik aan deze magische zinnen denken van Felix Timmermans, de Vlaamse dichter die in mijn geboortejaar overleed. In het gedicht ‘De kern van alle dingen’ werden deze bijzondere versregels neergeschreven.

De dichter zal wel eerst en vooral aan de religieuze betekenis gedacht hebben. En niet zozeer aan de technische hulpmiddelen die ons vandaag ter beschikking staan om afstand te overstijgen. Zoals bijvoorbeeld een gsm met een WhatsAppgroep.

Al onze kinderen zijn momenteel met vakantie, meestal in het buitenland. En wij mogen dan telkens de plaats raden waar zij zich bevinden. Of het nu gaat om een kasteel in regenachtig Bretagne of een sportieve fietsvakantie in de mistige Vogezen, dat doet er niet zoveel toe.

Dan volgen wij toch ook met spanning een verblijf in Noord-Griekenland, niet ver van de befaamde Meteora-kloosters. Het is geen sinecure om daar nu te vertoeven in een temperatuur van meer dan 40 graden, met de rossige wolken van vuur op de achtergrond.

Gelukkig is water niet veraf en kunnen wij de avonturen van onze kleinkinderen mee beleven: vanop een rots in de zee springen. Wij geven dan van thuis uit de medailles weg: goud, zilver of brons.

Het is wellicht de laatste grote familiereis van onze Koen, want Marie gaat in september op kot in Leuven. En dan wordt het gewone routineuze leventje toch wel aardig dooreengeschud. Die herinneringen hebben wij nog aan onze eigen vroegere tijd.

Want als de kinderen het huis uitgaan, betekent dit dat de wereld voor hen kleiner wordt, maar dat die vertrouwde woning stilaan wat leger en te groot zal zijn.

En volgende week is iedereen weer terug, want onze dochter Lieve gaat trouwen, ook al is zij al 42 jaar. Vijf jaar geleden heeft zij haar vriend Sam leren kennen, maar vorig jaar moest alles uitgesteld worden.

Het is lang geleden dat wij nog een familiefeest – ook al is het dan in de tuin – meegemaakt hebben. Zij gaan er volop voor. En wij ook!

Jos

Licht

‘Het is heel erg, mama, hij heeft kanker!’ Het lelijke K-woord blijft even zwaar in de auto hangen, voor ik durf te reageren. In de achteruitkijkspiegel zoeken mijn ogen de bezorgde blik van mijn dochter. Ze heeft net te horen gekregen dat een schoolvriendje een paar dagen later zal geopereerd worden aan een hersentumor. Een boodschap die wij als ouders ook een half uur daarvoor via mail te lezen kregen en die nu mijn hart in een pijnlijke houdgreep samenknijpt.

‘We hebben al van alles gedaan,’ vervolgt mijn meisje dapper, ‘een filmpje opgenomen, kaartjes geschreven en tekeningen gemaakt. Die gaan naar het ziekenhuis.’ ‘Dat is al héél fijn,’ knik ik bevestigend, ‘en misschien moeten we zo dadelijk thuis maar een kaarsje branden voor hem.’

‘Een kaarsje? Dat branden we toch alleen maar als er iemand dood is?’ Mijn nuchtere zoon moeit zich nu ook met het gesprek en denkt ongetwijfeld aan de talloze keren dat we een kaarsje aanstaken naast de foto van zijn overleden oma. ‘Nee hoor,’ spreek ik hem tegen ‘je kan ook een kaarsje branden als je voelt dat iemand kracht en moed nodig heeft. Als je verdrietig of bang bent en het donker voelt in je hart, is het wel fijn als iemand voor jou een lichtje brandt.’

‘Ah ja, zo…’, reageren mijn kinderen simultaan. De rest van de rit kijken ze peinzend naar buiten.

Thuisgekomen steken we meteen de grootste kaars aan die we kunnen vinden. En ook in de daaropvolgende dagen worden er kaarsen aangestoken. Soms wel drie tegelijkertijd. Want we kunnen samen veel mensen bedenken die angstig, verdrietig of alleen zijn. En die hopelijk voelen dat we hen in het donker met heel ons hart wat licht opsturen.

Liesbeth

Volhouden

Voor de 2de maal werk ik heel gedreven op 1 van de 4 covid eenheden van ons ziekenhuis. Daarnaast zijn er nog eens 5 intensieve diensten, enkel met covid patiënten.
We maken heel wat mee, nu er te weinig handen zijn om aan elk bed de zorg te kunnen geven zoals we dat gewend waren.
Veel collega’s zijn mentaal en lichamelijk op, anderen zijn uitgevallen door covid.

Al dalen de cijfers, vele mensen worden hard getroffen door dit virus. Zo komen er nu ook patiënten terug van de intensieve eenheid die nog een lange weg te gaan hebben en blijvende letsels overhouden aan hun ziekte. Dit vraagt zeer gespecialiseerde zorg, en dan zwijgen we nog over de psychologische en spirituele noden. 

De verhalen neem je als verpleegkundige mee naar huis. Zoals dat van zomaar een gezin, dat voltallig beademd moest worden. De dochter heeft het niet gehaald. De andere leden van het gezin hebben niet eens afscheid van haar kunnen nemen, ze vernamen het nieuws toen ze wakker werden. Hen wacht nu een lange, zware revalidatie, terwijl ze rouwen om hun kind en zus.
Er zijn geen woorden voor dit verdriet.
Maar ik voel me niet alleen.
Ik weet dat de Heer hier naast mij loopt en me oproept om vol te houden en telkens weer het beste van mezelf te geven.
Ik weet dat ik mag thuiskomen bij mijn gezin, en gesteund word – al is het vanop afstand – door velen die de zorgverleners een warm hart toedragen.

Hou asjeblieft vol. Het wrede spel dat Corona ons oplegt, is dat we pas echt samen kunnen zijn door afstand te houden. Laten we dat spel dan maar spelen, met liefde en creativiteit.
Laten we allemaal kerst en nieuwjaar in heel kleine kringen vieren, en de feestjes uitstellen tot volgend jaar. Laten we àndere, veilige manieren zoeken om dicht bij elkaar te zijn.
Zo kan het kerstekind ook dit jaar geboren worden: in overvolle ziekenhuizen, bij gezinnen die getroffen zijn door covid, bij uitgeputte zorgverleners, bij ons allemaal samen.
Dus haal die kerstversiering maar boven, laat dat licht maar schijnen in de donkerste dagen van het jaar.
Ik wens je al het warme licht toe.
Neem me mee in jullie gebed.

Stephanie

Vrijdagavond

Vrijdagavond is de vaste repetitieavond voor het harmonieorkest waar ik al bijna 20 jaar lid van ben. Na de repetitie drinken we altijd nog een glas en babbelen we wat na, vaak nog met wat kleine hapjes. Het uur van thuiskomst verschilt week na week. Soms is iedereen ineens weg, soms blijft iedereen wat langer hangen.

We belanden met drie aan een staantafeltje en het gesprek gaat in de richting van kerk en geloof. Dat gebeurt wel vaker, omdat iedereen weet dat ik voor het bisdom werk. Dat ik gelovig ben, is geweten, maar de vraag komt ook op tafel voor mijn andere twee gespreksgenoten. De ene aarzelt even, maar zegt dan volmondig: ‘ja’, maar misschien niet zoals het ‘moet’. Dat zet mij aan het denken: Is geloven niet eerder van ‘mogen’, dan van ‘moeten’?

De derde persoon aan het tafeltje is duidelijk: ‘Ik geloof niet, maar…’ Na de onvermijdelijke ‘maar’ volgt een openhartig gesprek. “Het concept ‘kerk’, dat staat mij wel aan”, zo begint mijn medemuzikant. “Allemaal samen in een ruimte, tot rust komen, luisteren naar teksten, delen met elkaar en ook samen nadenken over een gemeenschappelijk thema. En daarna nog iets drinken, zoals we hier doen. Echt dat is iets waar ik voor teken en mensen hebben dat ook nodig.” Dan blijf het even stil. “Maar de vorm waarin dat gebeurt”, en er volgt een zucht. “En wat ik het meeste mis, is ergens die samenhorigheid.” Even stilte. De andere persoon aan het tafeltje pikt even in: “Weet je, ik ben echt op zoek naar gemeenschap, en we laten ons zoontje ook bewust dopen. Alleen, mis ik echt die gemeenschap.” Het blijft weer even stil, maar dan kijken ze naar mij. En ik denk na over wat ik daarop kan zeggen, en dan zeg ik wat er in mij opkomt: “Ik worstel met hetzelfde, ook al zit elke zondag in de kerk. Maar wat ik nu probeer is kerk zoeken buiten de kerk en mijn ogen en oren open houden.” Mijn uitspraak zindert na, mijn gesprekspartners knikken. We zwijgen weer even en lopen dan naar de toog om de glazen nog eens te vullen.

Een van de volgende vrijdagavond zetten we dit gesprek ongetwijfeld verder.

Els