De derde generatie

Leuven is ‘the place to be!’ Dat zal Naud van bijna 14 jaar volop beamen, toen ik hem in dat zonnige septemberweekend naar zijn peter in Kessel-Lo voerde. Met de fiets en te voet konden zij in levenden lijve gaan supporteren bij het wereldkampioenschap van de vrouwen en de mannen. Een gebeurtenis die je wellicht maar een keer in je leven kunt meemaken.

In mijn studententijd vond ik Leuven toch zoiets als een ‘unreal city’. Maar die idee is wel wat bijgesteld, omdat al onze kinderen daar als tweede generatie ook gestudeerd hebben. En nu begint mijn petekind Marie als eerste van de derde generatie aan haar studententijd.

Het is alsof de wereld ook voor ons weer een stukje opengaat. Zij zal het evenwicht moeten vinden tussen haar kot in de stad en de jeugdbeweging van het thuisfront. Want ondertussen is zij leidster geworden van de KSA-meisjes. En al na één week kwam het vijfjaarlijkse tentenkamp eraan.

Meer dan 300 kinderen en jongeren die het kletsnatte weekend moesten trotseren. Maar daar kunnen die wel tegen. En daar groeien zij van. Ook Bran van 17 vervult zijn prille leiderstaak met veel overtuiging. En ook onze andere kleinkinderen waren er bij.

Een echt kampvuur kon wel niet, vanwege de regen. Maar een van de hoogtepunten was de party op zaterdagavond, waar sommigen voor de eerste keer een dansje mochten wagen met het andere geslacht. Of de groteren konden zich verliezen in een spannende film.

Op zondagmorgen was er een gebedsviering in de kerk van Kalfort. Zingend trok de lange sliert van jongeren door de straten. De viering was voorbereid door Jolien, de vrouwelijke proost van KSA en er werd met veel enthousiasme gezongen: ‘Droom jij ook van een vredesfeest?’

Zo gaat het leven altijd maar door en mogen wij de fakkel doorgeven aan de volgende generatie. Het doet deugd om te merken dat die in goede handen terechtkomt. Want met haar studie van politieke wetenschappen zal Marie haar frêle schouders er wel onder zetten. Wij weten dat het goed komt.

Jos

Ongewenste indringers

Daags voor we op reis vertrekken, hebben we last van ongewenste indringers. Via een of andere kleine opening vinden tientallen mieren de weg naar onze woonkamer. Tussen het inpakken door ga ik nog om een product bij de apotheek en breng ik mijn schoonouders op de hoogte. Terwijl we weg zijn, logeren ze namelijk in ons huis. Niet om op te passen – dat ook natuurlijk – maar om er even tussenuit te zijn.

Eenmaal op onze bestemming ben ik de mieren vlug vergeten. Tot mijn echtgenoot enkele dagen later even naar huis belt. Er blijkt sprake van een heuse mierenplaag. Gelukkig doet mijn schoonmoeder er alles aan om ze onder controle te krijgen. Desondanks slaap ik die nacht slecht en word ik de volgende dag wakker met zeurende hoofdpijn. Ik maak me zorgen: wat als het niet lukt die plaag te bestrijden? Wat als we bij thuiskomst een huis vol mieren aantreffen? We hebben immers daags nadien meteen al bezoek. Van goeie vrienden weliswaar, maar een woonkamer vol mieren, daar zit toch niemand op te wachten? Tientallen doemgedachten en scenario’s door mijn hoofd. Geen wonder dat ik de pijn in mijn hoofd niet onder controle krijg.

Helaas brengt al dat gepieker me zoals gewoonlijk geen stap vooruit. Dus pak ik pen en papier, zoals ik wel vaker doe de jongste weken. Eens zien waar de mieren me brengen als ik mijn gedachten en vooral mijn gevoelens de vrije loop laat en elke vorm van controle laat varen. Ik hoef niet veel en lang te schrijven. ‘Controle’ blijkt al vlug het sleutelwoord. Ik hou namelijk niet van ongewenste indringers. Gelukkig besef ik vrij vlug dat ik op tweeduizend kilometer van huis weinig tot niets kan ondernemen. En dat je zorgen maken over iets wat je niet in de hand hebt, het vakantiegevoel niet ten goede komt.

Beetje bij beetje neemt vertrouwen opnieuw de overhand en verdwijnen de mieren uit mijn hoofd én – zo blijkt enkele dagen later – ook uit ons huis. Bij thuiskomst blijkt alles terug zoals voorheen. Of toch niet helemaal. De mieren zijn dan wel verdwenen en ons huis ligt er, zoals verwacht, kraaknet bij, maar ik ben niet meer zoals voorheen. Zoals dat wel vaker na een vakantie het geval is… Doorgaans heb ik het niet zo voor gasten als we niet thuis zijn. Ook daar zit wellicht mijn controlerende kantje voor iets tussen. Nu echter ben ik dankbaar, want wie weet wat we hadden aangetroffen als ons huis niet bewoond was geweest? Laat die gasten dus maar komen, al verkies ik uiteraard mensen boven mieren… Met een beetje controle is niets mis…

Liselotte

Maak je geen zorgen

Ik zit ’s ochtends aan de ontbijttafel. Het is vakantie en ik geniet van een kop granenkoffie. “Kijk naar de vogels in de lucht en de lelies op het veld”, zegt Jezus. Deze ochtend is het zo’n ochtend om te genieten van kleine, gewone, gratuite dingen. Het kamp van onze zoon Imre start pas om 9u en er is alle tijd om langzaam wakker te worden. Ik vertrouw, alles komt goed.

Om 8u verschijnt Imre met een slaapkop in de keuken. Hij eet langzaam zijn boterham.
“O ja”, zegt hij ineens, “het kamp begint vandaag een half uur vroeger want we gaan met de bus naar Heverlee om vlotten te bouwen.”
Ik spring recht. “Dan moeten we nú vertrekken.”
Ik spurt naar de voordeur en hoor nog net “En we moeten reservekledij meenemen voor als we van het vlot vallen. En muggenmelk. En een zwembroek. Maar de mijne is te klein, ik moet een nieuwe.”

Ik gris een stapeltje kleren uit Imres kast en vis de zwembroeken van oudere broer Rune uit de zwemzak. We springen in de auto. Ik bereken dat we een kwartier nodig hebben om op de bestemming te geraken. Op de achterbank past Imre zwembroeken.
Net op tijd komen we aan. De bus staat vertrekkensklaar. Met een stralende glimlach stapt Imre op. Niets aan de hand.

“Maak je geen zorgen om de dag van morgen”, zegt Jezus.
Ik wou dat ik dat kon. Of dat ik volledig ‘zen’ bleef bij al dat kunst- en vliegwerk.
Jezus’ uitspraak is uiteraard breder bedoeld dan de dagdagelijkse rush. Uiteindelijk blijven we gedragen, wat er ook gebeurt.
Maar ik besluit toch dat er in de tijd van Jezus geen bussen en dagkampjes waren. Of er bestonden toen alleen kindertjes met een gestructureerd hoofd. En passende zwembroeken.

Sylvie

Gezinsviering

‘Licht, ‘ roept Naud met overtuiging vanuit zijn plaats in het kinderkoor. Als aanstaande plechtige communicant heeft hij enkele vrienden van zijn voetbalteam opgetrommeld om mee te zingen tijdens de gezinsviering. En zij doen dat graag met gitaarbegeleiding.

Het thema van deze viering is niet voor niets ‘de vijgenboom’. En tijdens de homilie zijn al enkele belangrijke aspecten van vruchtbaarheid opgesomd: zon, water, mest, enzovoort. Dat het licht uiteraard noodzakelijk is om de dag van de nacht te onderscheiden, weet een kind van bijna 12 ook al.

Het koor heeft ook de eerstecommunicantjes uitgenodigd en daarom is Nelle eveneens van de partij. Zij houdt van die eenvoudige liedjes, die ook voor kinderen verstaanbaar zijn. Niet alleen voor hen is de maandelijkse gezinsviering een verademing. Ook de volwassenen genieten ervan, vooral op de grote feestdagen als Kerstmis en Pasen.

Bran van 15 (derde jaar ‘Lange Weg’) heeft wat last van zijn puberstem en voelt zich wellicht al te groot om nog mee te zingen in het kinderkoor. Maar naast mij in de kerk hoor ik hem toch met vurige geestdrift uithalen: ‘U wil ik prijzen, o Heer.’

En wat die vijgenboom betreft, de warme zomer van vorig jaar heeft in onze tuin zelfs een dubbele oogst opgeleverd. De eerste ‘vijgen na Pasen’ zijn de gewone, die in augustus langzaam rijp worden. Maar in oktober kregen we nog een toegift van de groene laatbloeiers, die op enkele dagen plotseling open bloeiden.

Zo gaat het wellicht ook met onze kinderen en kleinkinderen. Als we maar goed voeden en bemesten, zal vroeg of laat de oogst wel zichtbaar worden. Vandaag zal dat dan met andere rituelen en vormen zijn, die wij in onze jeugd misschien ook al eens uitprobeerden.

Vertrouwen op een goede afloop is belangrijker dan jammeren en klagen dat de kerken leeglopen. Het ligt vandaag niet allemaal meer in onze handen, hoewel… Wij proberen door te geven wat wij zelf ontvangen hebben en dan moet de ‘hogere kracht ‘ daar maar het beste mee doen.

Jos

Om wie je bent

Sinds vorig jaar wil onze zoon van tien in zijn eentje te voet naar school. Voor hem een stap naar zelfstandigheid. Voor ons een oefening in loslaten en vertrouwen. Zoals elke ochtend geef ik hem een knuffel, terwijl ik kijk of hij al zijn spullen bij zich heeft.

„Je weet toch wel hoeveel ik van je hou”, zeg ik plotseling vanuit een vlaag van moederliefde. „Dat weet ik”, zegt hij en voegt er, half vragend, aan toe: „Omdat ik zo goed mijn best doe en goeie punten haal?” Even ben ik uit mijn lood geslagen. Dat is niet hoe ik het aanvoel of wat ik hem wil meegeven. „Neen, niet omdat je goeie punten haalt”, zeg ik vlug. Hij kijkt mij verwonderd aan. Hoe leg ik dat nu uit, wetend dat de klok intussen onverbiddelijk voort tikt en ik het lange haar van zijn jongere zus nog dien uit te kammen?

Ik besef dat wat ik nu zeg cruciaal is en dat het nu dient te gebeuren of het moment is weer weg. Gelukkig komen de woorden vanzelf. „Ik hou van je om wie je bent”, zeg ik. „Niet om wat je allemaal doet en kunt. Natuurlijk is het fijn voor mij en papa dat je zo goed je best doet, maar als er morgen iets gebeurt waardoor je bepaalde zaken niet meer kunt, zullen wij je nog even graag zien als vandaag. Begrijp je dat?”

Hij knikt en vertrekt haastig naar school. Het gesprek blijft de hele dag bij mij nazinderen en ik hoop eigenlijk ook bij hem. Je kind onvoorwaardelijk graag zien, is een ding, dat hij of zij het ook zo ervaart, is nog iets anders.

Enkele dagen later geef ik dezelfde boodschap aan zijn zus. „Je weet toch wel dat ik je graag zie?” „Om wie je bent”, voeg ik er meteen aan toe. Ze knikt en ik koester dezelfde hoop als bij haar broer. Kinderen laten beseffen dat ze geliefd worden om wie ze zijn, is dat niet het mooiste geschenk dat je hen kunt geven. En is het niet dat verlangen dat wij allemaal koesteren?

Liselotte

 

De mensen zijn blij met mij

Als ik op woensdag of zaterdag inkopen ga doen, kom ik steevast een ouder of grootouder tegen met een peuter of kleuter in het zitje van de winkelkar. Dat was deze week niet anders, maar de ukkepuk die ik nu tegenkwam, was bijzonder. Ik hoorde haar stemmetje al van ver: vrolijk babbelend in heerlijk kleuter-Nederlands. Ze gebruikte af en toe een vreemd woord of een grappige zinswending.

Toen ik in dezelfde gang kwam, zag ik dit guitige meisje dat ik al honderduit had horen praten. Ze had twee leuke staartjes en keek nieuwsgierig rond. Toen ik haar met mijn winkelkar voorbijliep, lachte ik spontaan naar haar. Ze keek me eerst wat verlegen aan, maar toverde dan een grote glimlach op haar gezicht. Haar oogjes straalden.

Ik was nog maar net uit haar gezichtsveld verdwenen of ik hoorde haar tegen haar papa die iets verder stond, roepen: “Paaaapaaaa, de mensen zijn blij met mij.”

“De mensen zijn blij met mij” – wat een heerlijke uitdrukking. Ik moest echt glimlachen toen ik het hoorde. Misschien kende ze de woorden nog niet om te zeggen dat er iemand naar haar geglimlacht had. Of misschien hoort ze haar ouders of grootouders wel vaker zeggen dat ze blij met haar zijn en is ze met die uitdrukking vertrouwd. Hoe dan ook, “de mensen zijn blij met mij” houdt me nu al enkele dagen bezig. Het getuigt van een gezond basisvertrouwen en het doet me denken aan de stem die uit de hemel klinkt wanneer Jezus door Johannes gedoopt wordt: “Dit is mijn veelgeliefde zoon, in wie ik vreugde vind.” Ik vraag me af of dat in kindertaal hertaald niet is wat dat kleine meisje in de winkelkar ervaren heeft: de mensen zijn blij met mij!

Hilde

Tête-à-tête

‘En na de revalidatie in Buggenhout, dan ga ik met mijn papa even naar de Panos een broodje eten en hebben wij een tête-à-tête,’ zegt Lut van tien jaar met overtuiging. ‘En waarover gaat het dan precies?,’ wil ik nog even weten.

‘Dan kan ik mijn hart eventjes luchten. Het hoeft niet lang te duren, maar we kunnen dan over belangrijke zaken doorspreken,’ gaat ze driftig verder. We zitten weer met alle kleinkinderen op dinsdagmiddag rond de ‘krakende meneertjes’.

Lut is er eentje uit de duizend. Haar ouders wonen niet meer samen en zo wordt het elke week weer puzzelen of ze nu bij de mama of de papa verblijft. Toen ze nog heel klein was en de scheiding er onvermijdelijk leek aan te komen, stonden wij uiteraard klaar om dit ‘gebroken gezin’ zo goed mogelijk op te vangen.

Als ik me nog goed herinner, is zij ergens in Amsterdam verwekt, in een ultieme poging om de relatie toch nog recht te trekken. Wat uiteindelijk meestal niet gebeurt. Haar wispelturige karakter zal ook wel onder deze stormen van het leven geleden hebben.

Als de kinderen samen speelden, koos zij steevast voor de rol van directeur. De anderen waren dan de kindjes in de klas die zij zo goed en zo kwaad mogelijk bemoederde. Ondertussen heeft zij het derde leerjaar overgedaan en gaat zij ook twee keer per week naar de begeleiding.

Tegenwoordig wordt een kind al gauw met een stempel van ADHD of iets dergelijks gekenmerkt, maar in feite is het goed dat er ook een aanpak bestaat voor gedragsmoeilijkheden. Anderzijds heeft Lut heel wat capaciteiten, die zij naar hartenlust kan ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld acrogym en dansen. Op dat vlak is zij de laatste jaren sterk gegroeid.

En zij kan, net als haar moeder, mooi en haarzuiver zingen. Dat doet zij maar al te graag in een of andere gezinsviering, of het nu om een kerstliedje of een popnummer gaat. Bij een bezoek is zij altijd de eerste die even komt ‘flodderen’. Zij zal haar weg wel maken, daar zijn wij nogal gerust is. Want zij weet echt van aanpakken.

Jos

Gevloerd

Kinderen leven dichter bij de vloer dan volwassenen. Dat is een waarheid als een koe. Ze spelen erop, ze vallen een paar keer per dag zonder veel schade, ze glijden en huppelen erop. Dat weet iedereen en we staan er niet bij stil. Maar wat ik vergeten was, is dat je als kind de vloer dus ook anders ziet en ervaart dan als volwassene. Dat de vloer op een andere manier in je lijf zit. Dat merkte ik afgelopen week tijdens een startavond van Welzijnszorg, Samen Tegen Armoede. Die ging door in de school die hoorde bij de ‘oefenschool’ waar ik als kind naartoe was geweest, tot mijn twaalfde. Ik had er sindsdien geen voet meer gezet.

Toen ik de grote zaal binnenkwam, snokte de vloer me naar beneden. Daar lagen, na vijftig jaar, nog steeds diezelfde tegeltjes! In een rare mengeling van blauw en oranjebruin vormden ze de rijen waar mijn voeten van vijftig jaar geleden over stapten, op weg naar een optreden of een rapportuitreiking. Het deed me letterlijk naar adem happen. Heel even waren die vijftig jaar verdwenen en was ik weer het meisje van elf dat liedjes zong in het koor ‘De Meiklokjes’. Mensen van toen vond ik er niet meer. Maar de vloer en de trapjes aan weerszijden van het podium zaten nog in mijn lijf, in mijn voeten en in mijn ogen.

Mijn vloer van hout en tapijt vormt nu wellicht een stukje ‘ondergrond’ voor mijn kleinzoon. Wie weet schiet hem over vijftig jaar ook weer lijfelijk te binnen hoe het voelde om daarop te spelen en te vallen. Ik zal er niet meer bij zijn, maar dat hoeft ook niet. De herinneringen zitten in zijn lijf gebakken, zoals bij ons allemaal.

Misschien is het ook zo, in ons lijf gebakken, dat we geloven in God. Dat hij sinds onze kinderjaren een rol speelt in ons leven en soms zo om ons heen is, dat we hem nauwelijks zien. Dat hij als vanzelfsprekend de vloer onder onze voeten is. Meer een kwestie van voelen en vertrouwen dan van weten. Maar daarom niet minder echt.

Kolet

Plastiek flessen

Ik was verwittigd, via het gebruikelijke briefje aan de postbussen. De burelen zouden over enkele dagen worden gepoetst, zoals meestal op een dag dat ik niet aanwezig was. Daags voordien ruim ik vlug nog wat op, zodat ze niet zouden denken…

Enkele dagen later stap ik mijn bureel binnen. De poetsdienst is duidelijk langs geweest. Alles blinkt en ligt weer ordelijk. Het doet deugd, tot ik de twee lege plastiek waterflessen naast de vuilbak opmerk. In een eerste opwelling erger ik me: „Waarom konden ze die flessen ook niet meenemen? Nu moet ik ze zelf nog naar beneden dragen…” Alsof dat veel werk is, maar de ergernis is er toch even.

De dagtaak roept en ik vergeet de flessen.  Ze blijven voorlopig staan. ’s Avonds ontmoet ik toevallig onze buurvrouw. „Of we nog flessen hebben voor haar nieuwe slaplantjes? „Ja, eentje”, zeg ik, denkend aan de lege fles in de PMD-zak. „Ik breng ze straks.” Ik sta op het punt ons huis binnen te stappen, maar bedenk me en keer op mijn stappen terug. „Ik heb ook nog twee flessen op mijn bureel staan”, zeg ik. „Ik breng ze morgen mee.”

Inmiddels zijn de flessen terecht, niet in een grote container, maar in de tuin van een blije buurvrouw, die met liefde haar slaplantjes verzorgt. Het bevestigt me in het besef dat niets verloren gaat en dat zelfs het meest banale en toevallige zinvol kan zijn. Het hangt ervan af hoe we ernaar kijken en of we bereid zijn ‘het grotere geheel’ te zien. Ik neem me voor me voortaan minder te ergeren en meer te vertrouwen dat alles altijd wel ergens op zijn pootjes komt, of het nu over grote dingen gaat of over twee lege plastiek flessen.

Liselotte

Basisvertrouwen

Sinds onze zoon kan lezen, verslindt hij het ene boek na het andere. Ook strips trekken sinds kort zijn aandacht. In de wagen leest hij ze voor aan zijn jongere zus. Zo ook op de heen- en terugweg van school. De afstand is altijd te kort en daarom liggen er nu ook kleinere boeken tussen hen in op de achterbank.

Onlangs las hij een kort verhaal voor over een konijntje dat zijn mama zoekt. Het boek was net uit toen ik aan de schoolpoort parkeerde. Spontaan vroeg ik wat het verhaaltje hen ‘geleerd’ had. Ik verwachtte iets in de zin van ‘soort zoekt soort’ of dat wie bij elkaar hoort, op elkaar lijkt, maar niets van dat alles.

„Dat je niet ongerust moet zijn”, zei onze zoon. „Hoe bedoel je?”, vroeg ik verwonderd. „Dat mama of papa je altijd komt halen”, zei hij, alsof het de grootste vanzelfsprekendheid is die bestaat. „Dat is waar”, bevestigde ik zijn spontane reactie.

Je weet het wel of en dat het basisvertrouwen bij je kinderen er is, maar het – onverwacht – uit hun mond mogen horen, doet deugd. Met een, nog meer dan anders, gerust hart, en een extra dikke knuffel, laat ik hen aan de schoolpoort achter. „Tot vanavond”, roep ik nog. „Mama komt je halen…” En weg zijn ze, een nieuwe dag vol avonturen tegemoet.

Liselotte